VER

Ik vraag me af waar jij bent.
Mogelijk ergens tussen een van de verschillende tinten blauw, denk ik. Of misschien wat dichterbij, tussen of in of net boven de enorme lagen groen.
We hadden elkaar nog aangeraakt. Of nee, net niet. Een vluchtig kruisen van onze wangen, rakelings. Ik zoek een ander, beter woord voor ‘kruisen’ maar ook dat woord hangt ergens onbereikbaar, tussen al dat azuur- en koningsblauwe.

Ik hoor je roepen. Ik kan de zinnen en woorden niet verstaan. ‘Overal, nergens,’ denk ik te horen. Ik spits mijn oren wat beter en hoor ‘Weg, langs het wandelpad.’
Ja?

Er zit niks anders op. Ik moet me erbij neerleggen. Hoe zeggen ze dat? Vrede mee nemen? Ja? Moet dat? Of kan ik me er blijven tegen verzetten? Zou dat zin hebben? Zou jij dan kiezen om dat oneindige blauwe of groene achter je te laten en om hier, tussen de huizen en de oude fabrieken, tussen de drukke straten en de wekelijkse marktkramers te willen verblijven? Iedere ochtend, iedere dag, iedere week opnieuw? Dat kan niet, natuurlijk niet.

Er dendert weer een vrachtwagen voorbij, de slogan op de zijkant van de laadbak kan ik niet lezen, het is te donker. Van de dag is nog geen sprake behalve in de drukte van het verkeer. Hoor, een autobus, die van twintig voor zeven.

(voor B, B, D, D, H, J, K, K, L, M, M, R, S)

LICHT OP LICHT

Het is het licht dat door het zwarte schijnt en beelden schénkt van zon en wolken, luchten, einders en van werelden met nog meer licht en vogels en van ménsen, van groener gras en hopen hoop, à volonté. 

Het is de donkerte die hier kan zeggen dat er licht en kleur in de nachten is, tot in de voor het blote oog onzichtbare oneindigheid,
tot diep, veel dieper nog in het heelal en in de mens, in iedereen.

Zo werd dit dan een ode aan het vele licht van onze zon en nog meer zonnen, hun schijnen op krioelende en o zo minuscule levens,
tot dat oneindige, het onbereikbare, tot in het diepste, verste en tot overal.

HET

Het, ja, Het is een wirwar, een mix van woorden, een

raster, een kluwen, een web. Het is eindeloos, het

loopt tot over de oevers van de rivieren, tot voorbij

de einder, tot diep in het bos, tot hoog in de lucht,

net boven de ijskristallen wolken.

Het wordt geweven van links naar rechts maar niemand

ziet de regelmaat, de bijna identieke dieptes en hoogtes,

de verschillende kleuren, het springt van hier naar daar,

legt de zinnen op een weefgetouwen rooster, springt over

het haakwerk van de huismoeder en diep in de trui van

de hobbyist, legt het kaarsvet aan banden maar druipt

tot over de rand van de vaas met die echte, blijvende

poppy flowers.

Het geeft leven, het geeft rust. Het maast zichzelf door

het land, door de grond en het zand, door de adem,

door het licht en het leven, over de bodem van het meer

aan de bron, over de andere bodems van de diepblauwe

oceanen.

Kris, kras, langs namen, titels, dorpen, landen, groenere

oerwouden, enorme giraffen en leeuwen, kleine mieren

en muizen, de gezichten van alle mensen, kleurrijk,

glansrijk, goed tot diep in hun ziel, goed overal, ooit,

hopelijk immer blijvend in het licht, in de lucht, in

het leven.

WIE KIEST, U KIEST

Het kan met een zacht potlood

A B C

met een zwarte pen

D E F

of met een lik rode verf

G H I

Het kan ook met gele draden

J K L

met een berg grijs zand

M N O

zelfs met groene bladen

P Q R

of met een bruine lus

S T U

Misschien verkiest u iets anders?

V W X

de blauwste lucht, of zonovergoten water?

Y Z

Met wolken, met golven?

Met vogels, met vissen?

En hier en daar, misschien, toch een mens?

VUURTOREN

GE MOET AAN DE VUURTOREN EN AAN HET WATER DENKEN, AAN HET LICHT OP HET WATER, AAN HET DIEPE BLAUWE EN AAN HET SPEL VAN HET LICHT MET DE GOLVEN.

OF WAREN HET DE GOLVEN DIE MET HET LICHT SPEELDEN?

GE MOET AAN DE VUURTOREN DENKEN EN AAN DE LANGE WANDELING, TOEN, AAN DE HOND DIE NIET WIST WAT DE GOLVEN WAREN, AAN DE MENEER EN DE MEVROUW DIE NAAST U KWAMEN STAAN, DIE ZEGDEN DAT HET BEELD DOOR NIKS KON GEEVENAARD WORDEN EN ZE HADDEN GELIJK; DAT LICHT, DAT BLAUWE, DIE GOLVEN, DAT SPEL VAN DE KLEUREN, DIE GROTE, GRIJZE TOREN ALS BAKEN VOOR ALLES – VOOR ZEE EN VOOR LAND.

GE MOET AAN HET LICHT EN AAN DE ZILTE LUCHT DENKEN.
EN AAN DAT VELE, AAN DAT NIKS, AAN DAT VOLLE, AAN DE LEEGTE, AAN HET GEDAVER, AAN DE STILTE EN RUST DIE VANZELF IN DAT GEDAVER ZATEN, EN DAT DIE PARADOXEN DE NORMAALSTE ZAAK VAN DE WERELD WAREN EN ALTIJD ALTIJD ZULLEN ZIJN.

LICHT, LUCHT, WATER, HEMEL, HORIZON, TOREN, STERKTE, KRACHT, VEEL, NIKS, VOLHEID, LEEGTE, DAVER, STILTE, RUST

EN BLAUW IN ALLE ALLE SCHAKERINGEN
EN DE LUCHT, NOGMAALS, ALTIJD
EN DE ADEM.

DE VLINDERS VAN NABOKOV, MISSCHIEN

Ze borduurde alleen maar vlinders. Alle kleuren. Hoe bonter, hoe liever. Grote steken, kleine steken, iedere vrije vierkante centimeter opgevuld met vlinders. Spreien, dekens, kussens, handdoeken, truien, lopers, zelfs een collectie wandtapijten, een keer zelfs schoenen.
Een vriendin vroeg haar om, als achtergrond, enkele zonnebloemen te borduren, maar dat wou ze niet. Ze was koppig en bleef uitsluitend vlinders borduren.

Tot de directeur van een grote kleuterschool haar vroeg om een reuzegrote speelmat te versieren. Dat ding moest de ganse vloer van de grote turnzaal bedekken. Er moesten natuurlijk vlinders op staan, zo veel mogelijk. Maar de directeur wou ook borduursels van ballen en hoepels, van rackets, poppen, treintjes en legoblokken, van speelgoedauto’s en schommels. En van boeken.

Ze begon de nieuwe onderwerpen te bestuderen. Keerde rackets, speelgoedstations en legoblokken als het ware binnenstebuiten om alles goed in zich op te nemen. Bij de boeken bleef ze hangen; er was een mooi boek, over een wolk en een rots, dat ze uiteindelijk uit het hoofd leerde, niet alleen woord na woord maar ook prent na prent en kleur na kleur. Na een jaar studiewerk begon ze eindelijk aan de speelmat. Nog twee jaar later was die helemaal klaar.

Wat ze gehoopt had gebeurde; de kinderen waren blij met het borduurwerk, probeerden de vlinders te vangen en te strelen, namen een bal, een pop of een trein vast en speelden dat het een lieve lust was. Ze lieten zich ook opslorpen door de boeken en wentelden zich in die mooie prenten van de wolk en de rots en van alle  andere boeken. En als ze er even genoeg van hadden, dan keerden ze terug naar de vlinders, of naar de rackets, of naar de treintjes.

Ze was tevreden. Ze keek naar de speelmat en haar werk, naar de kinderen en hun plezier. Besliste dat, tijdens de mooie dagen, de speelmat buiten moest, en dat ze de betonnen speelplaats volledig moest bedekken.

Ondertussen heeft ze, voor een andere school, nog een tweede, veel grotere speelmat in de maak. Een derde staat op het programma. Daar zal ze ook horizonten, oceanen en zelfs zonnebloemen op borduren. Spreien, dekens, kussens doet ze niet meer. Af en toe nog een paar grote wandtapijten, en die voorziet ze uitsluitend van vlinders. Dat blijft.

EN

en wat roze bloemen en witte en blauwe en zelfs paarse
en (links) een man die een vrouw halfdood slaat
en (rechts) een vrouw die een man vol shit scheldt
en (voor) een kinderverkrachting
en (achter) een explosie
en een regenboog en een vrolijk kind en een hond die een rollende bal achterna holt
en (links) een van de vele kankers
en (rechts) letterlijke doornen in lijven
en (voor) kraters gevuld met honderden doden
en (achter) groenkleurig gif in het water
en een lieftallig deuntje en alles wat we maar willen
en (links) al de macht en het zwart van de wereld
en (rechts) de dodende dreiging
en (voor) duizenden verdrinkende mensen
en (achter) alle diepe en gapende wonden
en we zuchten en zeggen dat dit en dat o zo erg is
en dan zwijgen we en wentelen we ons in het onze.

OF ANDEREKLEUREN

FNAC zegt dat ik een nieuwe telefoon nodig heb en ik zeg ja.
Ik vind dat die in de vijver past en ik neem een lange lat.
De telefoon zegt dat de vijver bezet is en maakt rechtsomkeer.
‘De hoge bomen,’ declameert hij, en de vinken, en dat hij het zal bekijken.
Hij twijfelt, zet zich off, roert zich in zijn slaap, wordt wakker.
‘Het kan me niet schelen,’ roept hij en hij wordt wit, rood, oranje, voetbalpaars.
‘Nergens, nergens,’ zegt hij.
‘Nergens! Nergens!’ roept hij, tot het nacht wordt en de uilen hem tonen hoe het moet; het roepen, het draaien, het zich naar de maan keren en naar de sterren, de nacht.
‘Ach, och,’ zucht de telefoon. Hij oefent en woelt met de kleuren, snelt terug naar de vijver.
‘Ach, ach,’ zucht hij en ‘Jaja, bezet, ik ben het beu om te wachten!’ dreunt hij en maakt voor de zoveelste keer rechtsomkeer.
‘Het deert me niet, nee, nee, echt niet!’ zegt hij en wordt nu rood, blauw, zwart en – baf! – verpulvert, automatisch.

SCHITTEREND

peacock
“Calligraphic Composition in Shape of Peacock”, Folio from the Bellini Album. Object Name: Illustrated album leaf. Date: ca. 1600. Geography: Turkey. Culture: Islamic.Medium: Ink, opaque watercolor, and gold on paper.

 

maar hij is een mooie pauw; schitterend kleuren, schitterende veren, de allergrootste staart.

maar er is iets mis met het kleurenpalet.

te grijs en te duister. Te onevenwichtig. Hier veel te donker, daar veel te roze. Past roze wel bij zo’n pauw?

en zijn roepen. Hij kakelt, hij kwebbelt, zijn snavel is groot, veel te groot zelfs.

hoor je hem? We moeten onze oren dichthouden.

hoor je hem nog? We moeten tot diep binnen in huis gaan om zijn gesnerp niet langer te horen.

Want het snijdt, het doorboort onze trommelvliezen. Het knispert en gloeit in onze hersenen. We moeten zorgen dat we hem niet kunnen horen.

en ja; hij is mooi. Met zijn glitterende kleuren, met zijn schitterende pracht die hem tot de Prins der Pauwen maakt, zo lijkt het en zo zegt hij zelf

maar het te donkere. De tekening van botten en knokels. De luide lokroep met zijn diep in jouw vel snijdend gekakel

gekwebbel, gesnavel, gepriem, hardnekkig geratel. Zijn pracht en zijn snavel zijn groot, veel te groot zelfs.

BAF : Vrije interpretatie & herwerking van een artikel, gedeeltelijk gelezen ergens op het net, op Paaszondag 2016.

sol lewitt wall drawing 260 1975 chalk on painted wall dimensions variablehttp://www.moma.org/calendar/exhibitions/305?locale=en


baf
baf baf baf
babaf baf baf baf
bababaf baf baf baf
bebaf bebaf bebaf bebaf

baf baf baf baf
babaf baf baf baf
bababaf baf baf baf
bebaf bebaf bebaf bebaf

bababaaf bababaaf bababaaf bababaaf
bababaaf bababaaf bababaaf bababaaf
bababaaf bababaaf bababaaf bababaaf
bababaaf bababaaf bababaaf bababaaf

bebaf bebaf bebaf baf baf
bebaf bebaf bebaf baf baf
bababaaf bababaaf bababaaf bababaaf
bebaf bebaf bebaf bababaaf.

 

Er is vanzelfsprekend geen enkel verband tussen het werk van Sol LeWitt en de BAF-tekst hierboven.