ZEGT HET ENE TAKJE TEGEN HET ANDERE

zegt het ene takje tegen het andere dat het het hoofd niet moet buigen.
zegt het dat weer en wind
en dat het verdriet.

zegt het andere takje tegen het ene dat het vandaag diep wil doorgaan,
met het hoofd tot op de grond,
gebukt, onder de last.

zegt het ene takje tegen het andere dat de lente op komst is
en het betere weer
en de zon en het licht.

het andere takje knippert met de ogen.
het is waar, zegt het,
maar het blijft zwaar,
het heft het hoofd, een beetje.
het ziet de aankomende lente.
het is waar, herhaalt het
maar het blijft zwaar, herhaalt het.

LIEFLICHT

Lichtblauw, lichtgeel, lichtpaars, lichtgroen, lichtwit, lichtzwart, lichtlicht.
Liefblauw, liefboom, liefbloem, liefdier, liefgras, lieflach, lieflicht.
Lachlief, lachlicht, lachzacht, lachgoed, lachlang, lachnu, lachgroot.
Stastil, stahier, stadaar, stahuis, statuin, stawolk, stazon, stamaan.
Blijfzus, blijfzo, blijflief, blijflach, blijfsta, blijfmooi, blijfeeuwig.
Voelvoel, voelveel, voelhier, voeldaar, voelmens, voelkind, voelsterk.
Leefnu, leefhier, leefschrijf, leeflees, leefleef, leefeet, leeflach.
Maaknu, maakhier, maakzacht, maakmooi, maakhem, maakhaar, maakwereld.

DE OUDE SCHELDE, RICHTING DE BRON

Eerst was hij hier en nu is hij daar. Dat is de normaalste zaak van de wereld. Het was zo gepland, weet ik. Hij knoopt zijn das los, ademt diep in en uit, glimlacht. ‘Hop hop, een volgende stap,’ zegt hij.

Vier jongen vrouwen dansen tussen de bloementapijten.

Hij bespreekt het met zijn vrouw.
Ja, ik wil terug verhuizen, ik wil terug naar de oevers van de oude Schelde, daar woonden we goed,’ zegt zij.

Ze letten er op dat ze de tapijten niet aanraken. Iedere bloem moet intact blijven.

‘Dat kan,’ zegt hij. ‘Maar ik zal vaak in het buitenland zijn.’

Veel uren laten zijn ze volledig uitgeput. Ze vleien zich naast het grootste tapijt. Ze rusten en

‘Dat geeft niet, zolang ik de oude oevers maar vlakbij weet, zolang ik het riet en het water kan horen. Zolang ik de bomen aan de overkant,’ zegt ze.

vallen in slaap. Ze dromen. Over prinsen, groot en klein, over danspassen, over grote of kleine levens, ooit. Ze glimlachen in hun slaap, alle vier.

‘Ik mis die bomen,’ zegt ze. ‘Wat doe je?’ vraagt ze.

Ze dromen voort. Witte rozen, witte anjers, witte lelies, witte orchideeën, danspassen, prinsen,

‘Ik zou eens in de krant, ja, en overal. Naar wat was en wat is. Sommige wegen kronkelen, maken zelfs rechtsomkeer,’ zegt hij.

tot ze wakker worden. Ze staan recht, zien de bloementapijten, glimlachen naar elkaar,

‘Ja, zoals wij, nu. Terug naar de oevers van de oude Schelde, naar het kleine gemeenteplein vlakbij de rivier, naar de ruisende bomen,’ zegt zij.

‘Ja,’ zegt hij.

dansen.

ONS, ONS

En ons kent ons en bejubelt en bevrucht ons in het kwadraat en zelfs met vierkantswortels, breuken en alle mogelijke maaltafels
en terwijl ons het onze doet en zegt ‘Jij bent de beste en ik ook en zeg eens dat jijzelf de beste bent en ik ook’
Zo, lustig, zegt ons het onze en sleurt er nog een ander onsje bij en uiteindelijk zijn ze met vijf, zeven, negen, elfendertig
zwevend, heen en weer en weer en heen van de ene ons naar de andere en hop hop soms huppelt ons over een onsje om later, trouw als hij is, nog eens terug te keren naar dat ene en dan dat andere ons, ons
en het cirkelt en tot in de eeuwigheid en ons zegt tegen ons dat hij een extra dollar of of duizend of honderdtriljoen en evenveel auto’s en diamanten, jaja, dat hij die aan ons en ons zal schenken want ons is de beste, altijd, overal.

HET KLEINSTE FLESKE GELUK

Dat van het kleinste fleske geluk? Mark wist niet of hij dat ooit zou begrijpen.
Tijdens de viering en de uitdeling in de grote evenementenhal kreeg hij de kleinste fles. Hij draaide het ding om en om en begon bijna te huilen. Dit kon toch niet? Hij ging naar huis, zocht een plaats voor zijn mini-exemplaar en vroeg zich dagelijks af waarom hij geen grotere fles had gekregen.
Enkele weken later kon hij zich niet langer beheersen. Hij wou ruiken. ‘Hoe ruikt geluk?’ was hij zich gaandeweg beginnen afvragen.  De stop zat goed dicht. Zijn hand had onvoldoende grip en Mark moest een handdoek gebruiken. ‘Klik’, zei de stop. De fles was open. Mark bracht de opening tot bij zijn neus maar rook niks.  Hij had het zich vaak afgevraagd, of geluk naar bloemen zou ruiken, of naar de lente, of naar een vochtige herfst. Maar geluk, zijn geluk, rook naar niks. Hij zette de fles weer op tafel en zuchtte. Nam haar nog eens vast,  zette haar terug, wou de stop nemen om die er weer op te draaien en toen gebeurde het. Hij bleef met zijn pink aan de tafelrand hangen, zijn hand reageerde spastisch en stootte de fles om. Mark vloekte, zette de fles vliegensvlug recht en schroefde de stop vast. Twee derde. Twee derde van zijn geluk lag op de tafel, drong in het tafelkleed, was niet te redden.
Vanaf toen begon het jammeren.
Eerst zachtjes, maar met de weken en maanden werd het erger. Iedereen moest en zou het horen, van zijn kleinste fles geluk. Van de teleurstelling van de niet-geur, van het omstoten. Van de belachelijk inhoud van de fles.
‘Kijk maar hoe klein ze is,’ zei Mark telkens en haalde de fles dan uit zijn binnenzak, want hij zeulde haar altijd en overal mee. Zijn ouders, broer en zus, al zijn vrienden moesten het, iedere keer ze hem zagen, horen. Het ganse verhaal. Het gejammer. Zou dit eeuwig blijven duren?
Nee.
Want een van zijn vrienden was het beu.
‘Ik snap je frustratie,’ zei die. ‘Je moet je herpakken.’
‘Maar het is niet rechtvaardig,’ jammerde Mark.
‘Het gaat niet om rechtvaardigheid, het gaat om wat jij ermee doet, met jouw fles.’
‘Onzin,’ zei Mark.
‘Nee, helemaal niet. Geef eens?’
Mark nam de fles aarzelend uit zijn binnenzak.
De vriend deed de fles open en hield haar ondersteboven. Het laatste restje geluk liep op het voetpad en met een grote boog gooide hij de lege fles in het kanaal.
‘Néé,’ gilde Mark.
‘Toch wel. En hou nu op met zeuren. Zoek een grote fles, een van anderhalve of twee of zelfs vijf liter, en vul haar met water. Je mag er als je wilt wat kleurstof aan toevoegen zodat je de inhoud altijd duidelijk kunt zien.’
Mark huilde. Was zijn geluk nu echt helemaal verspild?
‘Hou op met jammeren en zoek een grote fles,’ zei zijn vriend, en wandelde voort. Mark huilde nog steeds, daar bij het kanaal, en staarde naar de plek waar de fles was gezonken.

HET FLESKE GELUK, DAT ENE

Ja, het is verwarrend, natuurlijk.

. Er zijn de mensen met hun fleskes geluk, groot of klein (wordt vervolgd).

. Er zijn de kilo’s cocaïne die ze het land (de landen) binnensmokkelen (wordt ooit ook vervolgd).

. En dan die gast met zijn VMax: ‘Ik betaal cash.’ ‘Dat kan niet, meneer.’ ‘Dan gaat het niet door.’ ‘Dan gaat het niet door, meneer.’

. En de dagelijkse schietpartijen.

. En de veel te magere, vergeten mensen.

. De dure meubels. Hoe heten ze weer? Hoe worden ze weer omschreven?

. Maar die sofa is mooi en dat komt door de juiste verhoudingen. Iets met Fibonacci en de Gulden Snede, alles met hoofdletters. En het leder, ha ja.

. Er zijn de wandelingen door Brussel.

. Het goud van de herfst. En het rood.

. De mooie maar eenzame, tja, staanlamp.

. The battles. For power, for oil, for gold, for diamonds. The casualties. The collateral damage. Etc, etc, etc.

. De kleinkinderen van sommigen.

. De gouden dames.

. De sterren. Ik ben de naam van die app kwijt, of volstaat het om de sterren gewoonweg te zién?

. De Jeroenen en hun schitterende vrouw. Blink, blink, maar dan zonder make-up en sieraden. Hun lach.

. De klein mannen die hier iedere dag over de parking suizen. Hun fietskes mogen binnenkort een maat groter.

. Het geluk van de orchids.

. Het geluk van de Koenen.

. Het geluk van de ochtenden, dag na dag na dag. Het rode, het blauwe, de horizonten, de zon en de slapende maan.

. En ook: de slaag die de Koenen (anno 2018, ze zijn nu drieënveertig) nog steeds krijgen.

. Of de vrouw die de man, of de man die de vrouw.

. En de verslavingen, en, en, en. Incl. de verslavingen aan de schermen. (Sta me toe: Bekijk White Bear, uit de reeks ‘Black Mirror’. https://en.wikipedia.org/wiki/White_Bear_(Black_Mirror) . Ik kan de hele ‘Black Mirror’-reeks trouwens aanbevelen. 1 aflevering om de 2 of 3 weken volstaat!)

. De wortels aan de oleandertakjes.

. De wortels, wherever.

. De onmacht, de moeheid in hun ogen.

. Het fleske geluk, dat ene.

(en alles wordt vervolgd)

VERSTANDIG, JA

En de liefde?
Wat bedoel je?
Ja, hoe gaat het met de liefde?
Geen idee. En met die van jou?
Tja, goed, denk ik.
Denk je.
Ja, dat denk ik.
Hou eens vast?
Wat?
Dit. Zodat ik het kan lijmen.
Oké, zo goed? Mijn lief is lief. Ik hou van haar.
Vasthouden, zei ik.
Ja, dat doe ik. Ik hou haar goed vast.
Nee, dit. Jij moet het blokje fixeren want ik moet het lijmen.
Oei. Sorry. Maar haar hou ik ook goed vast, zodat ze niet weg kan.
Is dat verstandig, denk je? En hou je hand nu toch eens stil.
Wat bedoel je?
Je verschuift het blokje altijd!
Ik bedoel, wat bedoel je met de vraag of dat verstandig is?
Tja, dat vasthouden van jouw lief, dat bedoel ik.
Ja, dat moet toch? En ze heeft het graag. Dat ik haar dicht bij mij hou.
Nu nog.
Ja, nu nog. Ik laat het zo lang mogelijk duren.
Vasthouden!
Jaja, ik hou vast.
Nee, domoor. Het houtblokje.
Ha ja, oei.

LANGWERPIG

Vrienden?

Wat bedoel je?

Zijn wij vrienden, jij en ik?

Heum, ja, waarschijnlijk? Waarom vraag je dat?

Niks, zo maar. Wat doe je?

Lijmen.

Lijmen?

Ja, lijmen.

Wat lijmen?

Een knutselwerkje.

O. Oké. Maar wij zijn vrienden?

Heum, ja, dat zei ik toch?

Voor hoelang?

Ja zeg, dat weet ik toch niet?

Eeuwig? Oneindig?

We zullen wel zien.

Ben je nog altijd aan het lijmen?

Ja, dat zie je toch?

Misschien is het langwerpig?

Nee, rond. Rond en hoog. Zie je niet wat ik maak?

Nee, ik bedoel dat onze vriendschap langwerpig is.

Vriendschap, langwerpig? Ik zou het niet weten. Ik denk daar nooit over na. Ik knutsel, zie je.

Tja, ik dacht maar.

Oké. Ssst, want dit deel is moeilijk.

Dit deel van onze vriendschap? Of van het lijmen?

Van het lijmen natuurlijk.

O. Oké dan. Ja, langwerpig. Ik denk dat ze langwerpig is.

Nee, rond. Ssst nu, ik moet dit echt lijmen.