VUURTOREN

GE MOET AAN DE VUURTOREN EN AAN HET WATER DENKEN, AAN HET LICHT OP HET WATER, AAN HET DIEPE BLAUWE EN AAN HET SPEL VAN HET LICHT MET DE GOLVEN.

OF WAREN HET DE GOLVEN DIE MET HET LICHT SPEELDEN?

GE MOET AAN DE VUURTOREN DENKEN EN AAN DE LANGE WANDELING, TOEN, AAN DE HOND DIE NIET WIST WAT DE GOLVEN WAREN, AAN DE MENEER EN DE MEVROUW DIE NAAST U KWAMEN STAAN, DIE ZEGDEN DAT HET BEELD DOOR NIKS KON GEEVENAARD WORDEN EN ZE HADDEN GELIJK; DAT LICHT, DAT BLAUWE, DIE GOLVEN, DAT SPEL VAN DE KLEUREN, DIE GROTE, GRIJZE TOREN ALS BAKEN VOOR ALLES – VOOR ZEE EN VOOR LAND.

GE MOET AAN HET LICHT EN AAN DE ZILTE LUCHT DENKEN.
EN AAN DAT VELE, AAN DAT NIKS, AAN DAT VOLLE, AAN DE LEEGTE, AAN HET GEDAVER, AAN DE STILTE EN RUST DIE VANZELF IN DAT GEDAVER ZATEN, EN DAT DIE PARADOXEN DE NORMAALSTE ZAAK VAN DE WERELD WAREN EN ALTIJD ALTIJD ZULLEN ZIJN.

LICHT, LUCHT, WATER, HEMEL, HORIZON, TOREN, STERKTE, KRACHT, VEEL, NIKS, VOLHEID, LEEGTE, DAVER, STILTE, RUST

EN BLAUW IN ALLE ALLE SCHAKERINGEN
EN DE LUCHT, NOGMAALS, ALTIJD
EN DE ADEM.

PHILODENDRON

Zolang de rust er niet is:
– van de gatenplant
– van de basilicum
– van de kasseistenen
– van de tikkende wekker
– van de kilo’s en kilo’s boeken
– van de cijfers
– van de ronkende geluiden (‘draait die motor wel goed?’)
– van de ‘wat is kunst-en?’
– van het gele boek
– van het groene boek
– van de schilderijen, van de prent met de keukenstoel, van de ingekaderde kantkloswerkjes, van de eeuwig volle dozen.
– van de rode en van de witte oleander
– van de gatenplant (bis), van de luchtwortels, van het lantaarnplantje, van de aloë, van de geldboom, van de pepers, van de kleine, zeldzame blauwe bloemen in de bodembedekker
– van de kelder van 1850
– van de weergaloze pracht van de horizon
– van de weergaloze pracht van het zwerk
– van de weergaloze pracht van de kleurveranderingen
– van de weergaloze pracht van de huizen van de zwaluwen
– van de weergaloze pracht van de duizenden soorten groen
– van
Zolang de rust er niet is.