BRIEF 6

picasso-the-port-at-cadaques

Maar, mijnheer Macharis, het leven is niet altijd eenvoudig, hahaha. De komende maanden moet ik aan de tabellen blijven werken. Tenzij ik beslis om deze eenzame job en dit eentonige bestaan tussen vier muren vaarwel te zeggen. Vakantie! Een rondreis? Of zee, zon en boeken?

Of keer ik terug naar dat witte dorp? Hoe heet het ook weer? Het is niet ver van de bewoonde wereld. Barcelona op tweehonderd kilometer? Ik herinner me de naam van het dorpje niet. Ik zal er later wel opkomen.

En daarna? Nog een week of twee thuis. Een tabellenloos leven leiden. Boodschappen doen zonder me te haasten. Een koffietje in De Palm. Een wandeling langs de Scheldedijken. Bornem. Sint-Amands.

Maar nu eerst: de tabellen, on and on, tot ik mijn beslissing neem. Zal ik die nemen? Kan ik die nemen?

 

Afb.: Pablo Picasso, The port at Cadaquès. Via Tony Hisgett op FlickR

BRIEF 5

peinture-324-x-181-cm-17-novembre-2008

maar vanmiddag trok ik de stad in. Ik kon een extra trui gebruiken.
(een stel jonge snaken vond het nodig om een oude dame te achtervolgen. Ze aapten haar na. De oude dame had het niet door en liep rustig door de Nieuwstraat. Winkel in, winkel uit, langs de rekken, soms raakte ze een jurk aan, nam hem uit het rek, keurde de naden en zomen, de jongens imiteerden haar en zij was zich de hele tijd van geen kwaad bewust)
Het was druk.
De solden waren net begonnen en ik had daar geen rekening mee gehouden. Hier en daar moest ik over de koppen lopen. Of over de schreeuwerige solden- en percentage-slogans. Ik vond geen trui, ik vond er duizend. Ik kocht een prul van vijftien euro, zonder hem te passen want het was aanschuiven aan ieder pashokje. Misschien wou ik ook schoenen, dacht ik, maar alle winkels stonden overvol kopers. Geen schoenen. Ik zou moeten terugkomen. Is de stad ooit leeg? Alle winkels voor mij alleen?
‘Tzatziki-dip,’ dacht ik plots. Is er hier zo’n winkel? Maar ik was te klein en de mensenmassa te groot.
Een boek dan maar? Maar ik vond de boekhandel niet, kon me niet oriënteren, was die niet aan dit plein? Die oase van rust, waar was zij? Zou ik rust vinden tussen de boeken? Hier, prentbriefkaarten, ze lijken op boeken, prenten van kunstwerken, maar ik word opzij geduwd, een soldenjager, prentbriefkaarten? Toeristen? Waar ben ik?
Ik liep terug naar het Rogier en terug naar het Noord, de 250, de 251? Waar waren ze, alles was zo veranderd. De rust kan ik enkel thuis vinden, dacht ik.

Ik zette de televisie aan.
De Wever. Trump.
Ik zette de televisie terug uit.
‘Mijnheer Macharis,’ dacht ik. ‘Ik liep verloren in de stad, mijnheer Macharis. In een mensendoolhof, mijnheer Macharis.’

Afb. (herh) : Pierre Soulages Peinture 324 x 181 cm, 17 novembre 2008, Acrylic on canvas
Private collection, © Photo: George Poncet, Archive Soulages / VG Bild-Kunst Bonn, 2010

BRIEF 4

TheTrial1962

 

Dag mijnheer Macharis,

Nee, ik heb het nog niet besteld. Het is niet dringend. Maar ik zal het niet vergeten. Ik heb me trouwens vergist van titel. Mijn wangen kleurden knalrood van schaamte! Ik bedoelde namelijk ‘Drie Vertellingen’ en niet ‘L’Education Sentimentale’. Dat laatste boek heb ik niet eens gelezen! Was mijn geheugen het noorden kwijt?

Die stapel van tien boeken is niet letterlijk hé mijnheer Macharis! Het kunnen er acht zijn, maar ook vijftien of twintig. Veel meer zullen het er nooit worden. Al mijn andere boeken zal ik weggeven!

Een leesclub, schrijft u? Maar dat zei u vorige keer toch ook al! Waarom probeert u me naar een leesclub te sturen? En wat moet ik doen in een leesclub? Luisteren, naar een analyse? Of wordt er voorgelezen? Worden er commentaren gegeven? Maar ik wil de commentaren van anderen niet horen! Of ik Kafka lees of niet wil ik zelf kiezen en wat Kafka bij me oproept is mijn zaak. Of Borges. Of Vonnegut. Of Lieze Spit. Of is het Lise? Is de spelling van een naam belangrijk? Is het belangrijk om een boek met iemand anders te bespreken? Ik las het boek van Spit trouwens nog niet. Zou dat op de lijst van de leesclub staan? Of lezen zij Joyce? Hahaha. Ja, naar een bespreking van het werk van Joyce zou ik wel eens willen luisteren. Ik zou me er zelfs op verheugen. De Bespreking Van Het Werk Van James Joyce Door Ons Oudste Lid De Heer Jambers, In Het Zakelijke Leven Gewaardeerd Marketing Director Van Het Bedrijf ‘XX Marktleider’.
Nee, dank u. Ik lees wie en wat ik wil.

Maar ik heb niet veel tijd om te lezen. Eerst die verdomde tabellen. Cijfers links, cijfers rechts, cijfers overal en ik moet die in goede banen leiden. In feite is het: Lijden. Iedere dag lijden onder de verse aanvoer! Iedere dag Kafka!

Iets anders.
Weet u, ik heb bezoek. Dit bezoek verrast me sinds vorige week iedere dag. Het is de kater van de buurvrouw en hij glipt door het open slaapkamerraam naar binnen. Het is een mooie, goudzwart gestreepte kater. En ik hou niet van katten, maar hij is goed gezelschap. Hij legt zich netjes op de mat, tegen de verwarming, en houdt me in de gaten. Omstreeks vier uur verdwijnt hij via dezelfde weg, terug naar de buurvrouw.

Hartelijke groeten!

E.

Nummer 4 van 66 brieven
afb: still uit The Trial van Orson Welles (herh.)

EINDELOOS

156-betty

Dag mijnheer Macharis,

Bedankt voor uw brief. Het is fijn om weer wat vaker van u te horen. Het spijt me dat u ziek was. Ja, dat is uitputtend en ik hoop dat u zich snel helemaal de oude voelt. Als ik iets voor u kan doen, laat het me dan zeker weten.

Nee, de tabellen zijn thuiswerk.
Het is fijn dat ik het drukke verkeer niet hoef te trotseren, maar het is doodsaai om hier in mijn eentje en fulltime thuis te werken. Het is een eindeloze klus die in totaal ongeveer drie maanden zal duren. Ik zit tien tot twaalf uur per dag, zes dagen per week aan mijn werktafel en ik bijt me erdoor. Het vele zitten is niet gezond en mijn rug voelt dat. Maar om het uur neem ik een pauze van vijf minuten en strek ik mijn benen. ’s Ochtends en ’s middags doe ik wat rug- en buikspieroefeningen of loop ik over en weer naar de supermarkt. ’s Avonds, na het werk, neem ik een lange douche, maak ik wat te eten en vlij ik me in de sofa. En neen, lezen lukt me soms niet, omdat ik te moe ben. Maar vele avonden lukt het me wel. Ik heb ‘Milleniummensen’ van Ballard net uit, en ik moet zeggen dat dat confronterend was. Ik had nog niets van Ballard gelezen. Ik heb ook zijn ‘Keizerrijk van de zon’ en ‘Crash’ liggen. Ik begon al in beide te lezen, maar ik kon me niet aan de stijl aanpassen. Voorlopig liggen ze opzij en bewaar ik ze voor later. Nu lees ik Durkheim, ‘On Suicide’. Ik raakte nog niet verder dan de inleiding. Waarom ik het in het Engels lees, is me een raadsel.

Weet u wat ik graag opnieuw zou lezen? ‘L’éducation Sentimentale’, van Flaubert. Ik kwam de titel net tegen in de inleiding van ‘On Suicide’, en de herinnering aan dat boek deed me onmiddellijk glimlachen. Vorige keer leende ik het Flaubert-boekje in de bibliotheek, maar nu zal ik het me aanschaffen. Het mag op mijn fameuze ‘stapel van tien boeken’. Ik wil het fysiek altijd dicht bij mij hebben. Tenminste, dat verwacht ik, want misschien zal een tweede lezing niet zo fijn zijn als de eerste. Ik bestel het online, omdat het me door mijn veeleisende tabellenwerk niet lukt om naar de stad te rijden.

Veel groeten!

E.

Nummer 3 van 66 brieven

Afb.: Betty Reyniers, voor Merel en Mus.

Bewaren

HERFST

dscn1607

Goedemorgen mijnheer Macharis,

Dank u.
Ja, ik kan wat afleiding gebruiken. Nee, ik was niet meer aan zee. Ik blijf thuis en doe niets anders dan tabellen, tabellen en tabellen en de volgende twee of drie maanden zal dat niet veranderen. Ik zie niemand, tenzij ik een brood wil kopen of tenzij ik naar de supermarkt ga. Maar ik kom nooit iemand tegen die ik ken. Alles en iedereen is nieuw, behalve de tabellen.
U schreef dat ik lid zou kunnen worden van een hobbyclub. Wat bedoelt u? Koken? Handwerken? Quizzen? Een leesclub?
Ik pas.
Ik wil niet in een club. Ik wil best wel wat beter leren koken, maar een club? Iedere woensdagavond, bijvoorbeeld? Ja, ik zou mensen leren kennen en ik zou minder vaak alleen zijn. Ik zou met de anderen kunnen telefoneren om iets te vragen, of we zouden kunnen afspreken. Misschien zou ik er wel een nieuwe partner leren kennen!
Maar ook daar: ik pas. We leven in 2016, en met al die bommen en granaten die men tegenwoordig in huwelijken en andere relaties kan vinden? Nee, dank u. Ik blijf alleen. Alleen tot den dode en als er over twee of drie decennia geen plaats voor me is in een of ander aangenaam rustoord, dan stap ik uit het leven.
Trouwens, u kent me toch beter dan dat? Meende u het, van die club?
Maar goed.
Ik reed niet naar zee, maar ik reed wel wat rond in deze nieuwe omgeving.
Ik zag een roodgloeiende gevel. Prachtig. Een oud huisje en een gevel ervan zat volledig verstopt  onder een schitterende, rode klimop. Ik ken de soort niet. Ik weet niet eens zeker of ik het wel klimop mag noemen. Misschien moet ik eens terug om een foto te maken. Felrood onder de zon, was het. Zelfs terwijl ik aan mijn tabellen zit of terwijl ik hier aan u zit te schrijven, kan ik me het beeld nog zo voor de geest halen. Zo bijzonder, mijnheer Macharis. Ja, ik weet nog waar het was en misschien rijd ik eens terug.

Hartelijke groeten,

E.

PS. Ik reed terug. Maar op enkele dagen tijd was de overweldigende rode pracht veranderd in het bruine van de herfst. De gevel werd reeds kaal. Zo gaat dat. Ik maakte dan maar een foto van de overkant en ik wacht op de lente en op de volgende nazomer om die breekbare pracht terug te zien.

foto: Malderen, Beekstraat.

2 van 66 brieven

Bewaren

LOOD

nw-kiefer-lilith

Beste mijnheer Macharis,

Ik weet het. U heeft gelijk.
Maar nu?
Ze geven vijf euro en ze krijgen tien euro terug, beweren ze. Zij zijn tovenaars. Hoe kan ik dat ontkrachten, mijnheer Macharis? Hoe moet ik dat doen?
Ik weet het niet. Ik weet het écht niet. Zij zijn zoveel sterker, zij weten zoveel meer, zij hebben zoveel meer steun van het publiek. Zij zijn De Grote Tovenaars en zullen dat de komende jaren blijven.

Ik weet dat u zal zeggen dat dat niet waar is. Dat ik de moed moet bewaren, dat tijd raad brengt en dat boontje om zijn loontje komt.
Maar toch.

Ik word stilaan moe, mijnheer Macharis. Alle kleuren en geuren van de regenboog bieden geen troost of hulp meer. Ik zie de kleuren nog altijd, dat is waar, en, ik ruik de geuren en ik wacht, wacht, wacht en ondertussen tikt de klok. Hoe lang nog, mijnheer Macharis? Hoort u het ook? Telt u mee?

Gisteren was ik aan zee. Ik wou u telefoneren, of een berichtje sturen. We hadden kunnen afspreken, een kop koffie drinken, een lange wandeling maken zoals vorig jaar. Maar ik deed het niet. Ik wou niemand zien, zelfs u niet en ik wandelde alleen en dacht na over de tovenaars. Dat woord is veel te mooi, vindt u niet? Net of zij hebben goud in hun handen maar dat hebben zij niet. Of misschien hebben zij dat wel, maar verandert het in hun handen in lood. Loodzwaar lood, mijnheer Macharis. En u en ik en alle anderen torsen dat gewicht.

Looddampen zijn giftig, mijnheer Macharis. Maar ik ben bang dat niemand daaraan denkt.

E.
(1 van 66 brieven)
(Afb.: Anselm Kiefer, via google en via een blog)

Bewaren