EN RAFTEND

We zagen het al.
We zagen de dagen, de nachten, het licht en het donker,
de zonnen, planeten en manen, de zwarte gaten,
de witte kamers, dreunend en dreigend, of lokkend,
en vele, vele wijd open ruimten en velden en tuinen.

We zagen giraffen en beren, leeuwen en vogels
en vlinders en mieren en spinnen
en mensen, de mens, in varianten van kleur en kaliber –
hoe hij bleef hangen in villa’s en krotten
of hoe hij bleef reiken, naar dichtbij en verder.

Er waren de kleinste beken en de krachtigste stromen,
de meren en zeeën, de oceanen.
We zagen hun bodems, hun zand, hun prachtige kleuren
– exotische vissen! rijke koralen! – in dat immense en krachtige
blauwe, onder allerlei hemels en zonnen.

We vonden zo veel: zandkorrels, kiezels en keien, rotsblokken,
heuvels en bergen, dalen van de Ardennen en van de Alpen,
zelfs van de Andes. We verkenden – met sherpa’s! – de Himalaya
en we zagen, weer onderweg, een paar vulkanen.

Licht, donker, schoonheid, gruwel, vriendschap, liefde,
hoogtes, laagtes –
we zagen het al, we zagen alles.
Is dat niet voldoende?

VER

Ik vraag me af waar jij bent.
Mogelijk ergens tussen een van de verschillende tinten blauw, denk ik. Of misschien wat dichterbij, tussen of in of net boven de enorme lagen groen.
We hadden elkaar nog aangeraakt. Of nee, net niet. Een vluchtig kruisen van onze wangen, rakelings. Ik zoek een ander, beter woord voor ‘kruisen’ maar ook dat woord hangt ergens onbereikbaar, tussen al dat azuur- en koningsblauwe.

Ik hoor je roepen. Ik kan de zinnen en woorden niet verstaan. ‘Overal, nergens,’ denk ik te horen. Ik spits mijn oren wat beter en hoor ‘Weg, langs het wandelpad.’
Ja?

Er zit niks anders op. Ik moet me erbij neerleggen. Hoe zeggen ze dat? Vrede mee nemen? Ja? Moet dat? Of kan ik me er blijven tegen verzetten? Zou dat zin hebben? Zou jij dan kiezen om dat oneindige blauwe of groene achter je te laten en om hier, tussen de huizen en de oude fabrieken, tussen de drukke straten en de wekelijkse marktkramers te willen verblijven? Iedere ochtend, iedere dag, iedere week opnieuw? Dat kan niet, natuurlijk niet.

Er dendert weer een vrachtwagen voorbij, de slogan op de zijkant van de laadbak kan ik niet lezen, het is te donker. Van de dag is nog geen sprake behalve in de drukte van het verkeer. Hoor, een autobus, die van twintig voor zeven.

(voor B, B, D, D, H, J, K, K, L, M, M, R, S)

DE MANTRA

‘DAT IS WAT ER GEBEURT ALS WE ONS VAN DE KUNST AFWENDEN!’
Hij zei het zacht maar duidelijk articulerend.
Zijn vriendin keek hem verwonderd aan.
‘Waarom zeg je dat?’ vroeg ze.
‘DAT IS WAT ER GEBEURT ALS WE ONS VAN DE KUNST AFWENDEN!’
Hij articuleerde nog duidelijker.
‘Ja, zeg, ik versta je. Wil je misschien wat uitleg geven?’
‘DAT IS WAT ER GEBEURT ALS WE ONS VAN DE KUNST AFWENDEN!’
‘Zeg schat, voel je je wel goed? Wat is dat met die kunst? Wat wil je, wat bedoel je, verwacht je een reactie van me? Waarom blijf je dit herhalen?’
‘DAT IS WAT ER GEBEURT ALS WE ONS VAN DE KUNST AFWENDEN!’
‘Aha. ik begrijp het. Je hebt een nieuwe mantra!’
‘DAT IS WAT ER GEBEURT ALS WE ONS VAN DE KUNST AFWENDEN!’
‘Tja. Ik weet het. De schoonheid blijft, want zij is. Maar de betovering verdwijnt.’
‘DAT IS WAT ER GEBEURT ALS WE ONS VAN DE KUNST AFWENDEN!’
‘DAT IS WAT ER GEBEURT ALS WE ONS VAN DE KUNST AFWENDEN!’
‘DAT IS WAT ER GEBEURT ALS WE ONS VAN DE KUNST AFWENDEN!’


Volgens ‘Gratis woordenboek | Van Dale‘:

man·tra (de/het; v(m) en o; meervoud: mantra’s)
1 (bij hindoes en boeddhisten) gebedsformule, meditatiespreuk
2 tot vervelens toe herhaalde boodschap
man·tra (de/het; v(m) en o; meervoud: mantra’s)
1 (bij hindoes en boeddhisten) gebedsformule, meditatiespreuk
2 tot vervelens toe herhaalde boodschap

kunst (de; v; meervoud: kunsten)
1 verkregen vaardigheid in het een of ander: de kunst van het koken
2 het vermogen om schoonheid te scheppen en esthetisch genot op te wekken: de schone kunsten
3 kunstwerken
4 vaardigheid, handigheid: dat is geen kunst is eenvoudig; een koud kunstje iets gemakkelijks; de kunst verstaan om … de bijzondere manier beheersen om iets te verrichten of tot stand te brengen; uit de kunst geweldig
5 rare streek; = frats

schoon·heid (de; v)
1 de eigenschap mooi te zijn
2 (meervoud: schoonheden) iets moois: zij is een schoonheid!

OF OLIJFOLIE

‘Maar je houdt nog van me?’ ze slikt een paar tranen weg.
Hij neemt haar in de armen, kust haar op het voorhoofd, fluistert dat hij een verrassing heeft.
‘O?’ vraagt ze.
Hij loopt naar de kast.
‘Hier, voor jou,’ zegt hij.
Ze glundert.
‘Maar, maar,’ en ondertussen frutselt ze gehaast de sierlijke verpakking van het kleine pakje open.
‘O, O!’ zegt ze.
‘Vind je het mooi?’ vraagt hij.

Een paar kilometer verder houdt Anita een wortel en een ui vast. Ze kijkt rond, fronst, baant zich een weg tussen de brokstukken maar ziet nergens een mes. Ze verstopt de wortel en de ui achter wat rest van het aanrecht, loopt zoekend naar buiten, nee, nee, ze heeft geen mes, geen kom, geen stroom, geen water, geen keuken meer.