Daar is Mark weer.
Hij zegt: “Mijn naam is Koffieboon,” “Maar dat is een billenkletser,” zegt hij, en niemand lacht en Mark herhaalt: “Mijn naam is Koffieboon,” en nog eens, en nog en hij verheft zijn stem en zegt hij heeft een rivier, een rivier vol koffiebonen, zegt hij, en hij kletst zich alweer op de billen.
Mark zegt, Mark groet en ja, hij groet de paarden en de borderbloemen, hij groet de luchten, hij neemt een potlood en tekent een olifant in de wolken, twee, drie, en een leeuw en een vlinder en een arend en hij stijgt nog hoger: tot daar waar water in de lucht ijs wordt, Mark zegt dat de ijskristallen soms net boven de aardkorst zweven en ze zijn bijzonder zeldzaam en zo klein dat je ze niet, of bijna niet kunt zien, en toch, toch bedekken ze het mos en aaargh, we zijn in het Amazonegebied, en dan bij de watervallen, en dan bij de grootste bomen, en dan tussen de apen, en holala, “Mijn naam is Koffieboon,” herhaalt Mark, en niemand lacht en hij herhaalt en vraagt of hij dan de enige is zonder astma, hij zuigt zijn longen vol, zijn longen worden blauw van het vele, en van de hoogste lucht, en van de fracties beeld van de platanen, gesnoeid! werden ze, zodat het licht!” zegt Mark.

Afb via Biblioklept: Robert Louis Stevenson, To Any Reader.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...