NOG LIEVER NU

Meer dan vijftig jaar. Ik mis haar.

Minder. Zij was het leven in huis. Zij zorgde voor de beweging, voor het onderhoud, voor het eten. Voor de muziek, zelfs. Nu is het altijd stil.

Al twee jaar.

Iedere dag. Ik kan zelfs niet naar het kerkhof.

Niet lang meer, hoop ik.

Ja, in de hemel.

Natuurlijk.

Ja, natuurlijk, dat zei ik toch al?

Ik moet wel. Want daar zal ik haar terugzien. Dat is de enige manier.

Enorm graag. Meer dan al het andere. Meer dan mijn eigen leven.

 

Liefst vandaag nog of morgen.

Nee, dat kan ik niet. Dat hoeft ook niet. Ze zou boos op me zijn. Ik wacht wel. Maar liever vandaag. Liever straks al. Nog liever nu, in feite, dadelijk, binnen de seconde.

LINKS LINKS

En later?
Later wordt het stiller, omdat Jef minder en minder goed hoort. En het wordt donkerder, omdat zijn zicht achteruitgaat. En de wereld wordt kleiner, want Jef krijgt minder bezoek en hij kijkt minder naar het journaal.
‘Het kan me allemaal zo niet meer schelen,’ zegt hij.
Hij schuifelt met zijn voeten, heen en weer, heen en weer. Hij gebaart naar de verpleegster maar ze ziet hem niet. Hij klopt met de hand op een rolstoelwiel, ze ziet hem nog altijd niet. Hij verheft zijn stem, maar dat lukt niet zo goed. Ze loopt hem voorbij. Hij schuifelt nog eens met zijn voeten.

De dokter zegt dat Jef moet opletten met zijn longen en dat een onderzoek
‘Jaja,’ zegt Jef, en hij wuift het onderzoek weg.
‘Jef, je moet,’ zegt de dokter, ‘Want anders zal het erger en erger worden.’
‘Jaja,’ zegt Jef en hij gebaart naar de verpleegster, maar ze ziet het niet.
‘En ik schrijf je nieuwe medicijnen voor.’
‘Jaja,’ wuift Jef.
Nu komt de verpleegster bij hem.
‘Een pilletje hier en een pilletje daar, hé Jef,’ zegt ze.
‘Ja, maar mijn pantoffels!!’ zegt hij. ‘Ik heb u geroepen maar ge hebt dat niet gehoord of gezien!’
‘Ha nee hé Jef, ik was bezig,’ zegt ze. ‘Wat is er met die pantoffels?’ Ze kijkt en ziet links rechts en rechts links.
‘O, Jef toch,’ zegt ze.

De volgende dag schuifelt Jef weer met zijn voeten, heen en weer. Het is een andere verpleegster en hij gebaart en ze knikt en twee minuten later staat ze bij hem.
‘Jij bent een goede verpleegster.’
‘Ik ben geen verpleegster hoor,’ zegt ze.
‘Toch ben je een goeie,’ zegt hij.
Ze zet rechts rechts en links links, steekt de pantoffels aan zijn voeten en heft zijn voeten op de treden van de rolstoel.
‘Hoe doe je dat toch?’ vraagt ze.
‘Tja,’ zegt Jef.
‘Kom hier,’ zegt ze. Ze legt haar koele hand eerst op zijn hand, dan tegen zijn wang. Een wereld gaat open voor Jef.
‘Je hebt goede handen,’ zegt hij. Hij sluit de ogen en droomt weg.
‘Jef, je moet dadelijk eten,’ zegt ze. ‘Hier, eerst dit pilletje,’ zegt ze.
‘Ach,’ zegt Jef. ‘Ach, Ach,’ herhaalt hij.

EN NEE

Ze stond ten dienste van, zei ze, want de carrière van haar man was belangrijk, en ze moest er alles aan doen om hem in topconditie te houden en dan moest zij natuurlijk vanzelfsprekend logischerwijze volledig ten dienste staan van, zei ze, dat kon niet anders. Hij moest de juiste voeding krijgen en hij moest voldoende rust krijgen en als hij op buitenlandstage moest, zei ze, dan was dat maar zo en dan bleef zij achter en zorgde ze voor de kinderen en voor het huis en de tuin en alles alles want hij moest zijn job en zij moest ten dienste.
Ze lachte haar mooie witte tanden bloot.
Ze vond het de normaalste zaak van de wereld, zei ze, nee, meer nog, het was een eenvoudige vanzelfsprekendheid, zo simpel als dat en nee, er bestond geen twijfel over, haar leven moest het zijne dragen, zei ze, en alles moest altijd en met veel plezier eeuwig ten dienste staan van.
Ze lachte nog steeds, met pretlichtjes in de ogen, en zei dat ze het met veel plezier deed en dat het voor hem en voor de goede zaak was en als ze dan zelf, tja, nee, niks, tja, dan was dat maar zo, het was van ganser harte, zei ze, haar motivatie was zelfs groter dan de zijne, zei ze, en haar leven was anders toch, ja, nee, zei ze.

REUTEMETEUT NUMMER HONDERDDRIEENZESTIG

’t Is ’t een en ’t ander hé mijnheer Macharis. Gisteren een man die zijn vrouw de keel over sneed. Eergisteren drie jongeren die met supermachogeweren een groep buurtbewoners neerkogelden. Vorige week vijftien doden in de Chinese wijk en niemand weet wat er gebeurde. En de week daarvoor een gezin van moeder, vader en drie kleine kinderen…

Ik dacht, ik leg die hele reutemeteut naast me neer. Het geweld, de oorlogen, de moordpartijen maar ook het oude bankengedoe en gedwongen faillissementen en overnames door nog grotere groepen. Geen dikkenekburgemeesters meer voor mij. Geen omgekochte douaniers meer – bij ons in de haven…. Het heeft geen naam, mijnheer Macharis… U kunt zich niet voorstellen wat daar het voorbije jaar gebeurde…. En het wordt hoe langer hoe erger….
Maar goed.
Ik dacht ik trek de bossen in, voorgoed. Weg van het geweld en het racisme, weg van het zevenenveertigste geval van omkoping. Weg van de zoveelste aanbesteding die niet klopt. Aaargh, de miljoenen.
Ik dacht dus echt ik trek de bossen in.
Maar wat dan, mijnheer Macharis? Wat doet een mens daar een ganse dag, in het bos? Ik kan toch geen bomen omhakken en blijven bomen omhakken en blijven etc? Of de eekhoorntjes achtervolgen, week na week na week na week? Bovendien, houden die geen winterslaap? Moet ik me dan bij hen neervlijen?
Ik blijf dus nog even gewoon aan het werk, mijnheer Macharis. Ik leg dat laatste omkoopgeval van beambte nummer achthonderdzestien wel naast me neer. Ik doe nog even alsof mijn neus bloedt, nog een maand misschien, of twee, of misschien drie of vier of langer.

SEPTEMBER

Larderen, dat moest toch?
Larderen met vrolijkheid.
Larderen met witte borderbloemen.
Larderen met kwetterende zwaluwen.
(De zwaluwen vertrokken een paar dagen geleden. Ze namen geen afscheid, tenzij in een laatste kwetterende rondedans boven de binnenkoer. Een enkele zwaluw bleef achter – hij kon niet meer, zei hij, hij kon niet meer terug naar het zuiden, de reis was te ver en te zwaar. Hij zit hier, alleen, iedere avond en iedere ochtend op dezelfde balk, niet langer in het gezelschap van de andere zwaluwen, niet langer vrolijk kwetterend.)
Larderen dus, met blauwe hemels, met de laatste rozen van het seizoen, met de rode oleander die duidelijk nog niet aan uitbloeien denkt, met de fijne blauwe bloempjes van de bodembedekker.

(Bron: Vandale.nl)

Bewaren

MISSCHIEN VOORAL

– Met vriendelijke groeten, Met vriendelijke groeten, Met vriendelijke groeten
– Empty yr head.
– Misschien vooral Pavese.
– Zacht-rood en zacht-mistig.
– Keer terug naar het zachte, zachte, zachte.
– Dertienduizend mails & counting & counting & adem & adem & adem.
– De zon in al haar sterkte en glorie en vanzelfsprekend is zij vrouwelijk, zij zou niet anders willen noch kunnen.

AKA ‘OUT’

NEE, Mijnheer, dat is niet voor U, Mijnheer, u bent VEEL TE OUD, Mijnheer. Laat hen gewoon DOEN, Mijnheer, LAAT DE JEUGD.

Maar ik zei het toch reeds, Mijnheer, U moet laten gaan, Mijnheer, laat alles aan hen, Mijnheer, HET IS NIET VOOR U.

Zij kunnen het beter, misschien, Mijnheer, of helemaal niet, misschien, Mijnheer, u mag blijven en KIJKEN, misschien, Mijnheer, MAAR NIET MEER DAN DAT.

U moet het onthouden, mijn beste Mijnheer, u bent VEEL TE OUD, mijn beste Mijnheer, ik blijf het herhalen, mijn beste Mijnheer, HET IS NIET VOOR U.