Ken ik jou? Dan ben jij hier, bij mij en sta je hier, zwart op wit, met varianten want de huid van jouw handen zal vandaag misschien groen zijn en morgen donkerrood of bruin. Je zult een halve meter groter of kleiner zijn, en je zult nu eens met deze maar dan toch weer met gene aan de toog van het café staan – wat nu niet meer toegelaten is, maar wat vroeg of laat zal terugkomen. Je haren zullen zwart, bruin, grijs of blond zijn, of zelfs blauw zoals de haren van de zoon van de achterbuur.
Ken ik jou niet? Dan ben jij hier, bij mij. Je fluistert of je roept, je leest de krant of je bent piloot. Je brengt je ouderwetse stelten mee, of de drie nieuwe T-shirts die je vorige week in de solden kocht. Ik zal zeggen dat ik jou niet ken en dat jij luid riep dat je mij en de mijnen graag ziet, maar ik zal ook zeggen dat ik je zag liggen, daar, in de gracht, met een gebroken been en twee blauwe ogen. Je zult bijna honderd zijn, of drieëndertig. Blind of helderziend, of allebei. Je huid zal de zachtste zijn, je handen de meest grove. De lijnen in jouw handen zullen een rijk leven voorspellen, met rode vogels op een blauwe achtergrond. Ze zullen de beste zijn, alles zal het beste zijn, het mooiste, het hoogste, het meest echte.
Zo zal het zijn, ja, zo zal zijn.
Maand: april 2021
ALLES, TELKENS OP 75 VIERKANTE CENTIMETER.
Stroken afgeschraapte menselijke huid van 5 centimeter breed en 15 centimeter lang, iedere strook nauwgezet afgemeten.
Dikke, zwarte schapen. Of eerder donker, donkerbruin.
Drie mensen vragen waar de ganzen zijn.
Zonnebloemen van drie meter hoog.
Vijf gaten in de muur van de buren. Geen woord over de barsten.
Hij heeft zijn heup gebroken en revalideert.
Door al de stukjes en de verhalen heen: Oriana danst. Ze is bijna vijfenzestig maar niemand of niets houdt haar vrolijkheid tegen. Ze danst de ganse dag door, tot in Italië, tot bij haar ouders die in dat onooglijke dorpje wonen. De helft van de huizen staat leeg – de bewoners zijn aan de gevolgen van Covid overleden.
Ook Lynch danst, roepend. Vrolijk roepend, that is. Plots staat hij stil – rusttijd.
De muur rechtover mij is bruin, koffiemetveelmelkbruin. En ik zit hier. Ik hoor de auto’s razen, dan remmen, het kruispunt.
In een fotoboek van een IRL-vriend zag ik ‘Wachten op Godot’. Ik zie ‘Wachten op Godot’ echter helemaal anders. Ik kon het hem niet zeggen, hij was aan het praten, ik bladerde voort en keek naar de bomen, naar de schaduwen.
En weer: de afgeschraapte stukken huid. Met zo’n machientje. Waarom? Wie zal het zeggen?

Foto van PJ.
Vloesberg en omgeving. Het boek, 400 ex., €40. Meer beelden: https://www.notthecenteroftheworld.com/
OVER DE EVEREST (HIJ/ZIJ – ZIJ/HIJ)
Hij zei:
‘Ik hou ZO VEEL van je, ik hou ECHT HEEL VEEL van je, ik zal je alle dagen de mooiste WITTE ROZEN toegooien en je OP HANDEN DRAGEN, je schoonheid BEZINGEN, je VERWENNEN zoals je NOOIT EERDER meemaakte. Ik hou ZIELSVEEL van je, ik VERAFGOOD je, ik zal je iedere nacht IN SLAAP KUSSEN en dan zal ik bij je WAKEN zodat je je veilig voelt.’
‘Ik zal je zelfs IN MIJN ARMEN DRAGEN, over de RIVIEREN, over de HEUVELS, over alle BERGEN, over de OCEANEN, ook in onze DROMEN.’
‘En ik zal altijd O ZO LIEF voor je zijn, je MAG me ALLES VRAGEN, ik zal het DOEN, DOEN en TELKENS weer DOEN, alles wat je vraagt, je bent MIJN LIEFSTE, mijn ENIGE ECHTE WARE LIEFDE.’
Ze luisterde, probeerde te blijven luisteren, onderdrukte een geeuw en zei ‘JA, JA, ik hoor je.’
ONTELBAAR
Maar er waren veel seconden en zelfs minuten van licht en van schaduw, van hun schakeringen. Veel zonsopgangen, het te felle licht, ’s ochtends erg vroeg. Er waren ook veel donkerrode oleanderbloemen, de mooiste. Rozelaars die ik toch kon snoeien, drie minuten adem, en hun nieuwe knoppen en bloemen. Wit, wit, hagelwit, maar ook de grotere donkerrode, alweer dat diepe o zo mooie donkere. En de kleine vijgenboom die het plots, na jaren van ‘Kijk, hij leeft nog!’ verwonderlijk goed doet. Van de rododendron waarvan we niet weten of hij zijn verhuis wel zal overleven. Van uitdijende asters en de vraag wanneer ze zullen beginnen bloeien, en in welke kleur, want dat weet ik niet meer. Paars? Ja, het zal wel paars zijn. En hier en daar een dooie fuchsia vanwege meneer Max die, behalve rennen en apporteren, ook graag bloempotten en hun inhoud ontmantelt. Dag felroze fuchsia, dag zeldzame kamperfoeliestruik. We hadden jullie in de volle grond moeten planten, achter de afsluiting, onbereikbaar voor jonge honden en niet altijd zichtbaar voor onze ogen, we zullen moeten reiken naar die horizonten van bloemen, en er zijn voldoende andere, ontelbare bossen kleine viooltjes.
EN LANGZAAM
Ze zei dat ze het niet wist. Ook niet waarom het twee keer gebeurde. De omstandigheden waren totaal verschillend, maar toch was het twee keer hetzelfde. Haar hals. Dat was het duidelijkste. De zachtheid. Van het vervolg wist ze niks meer. Was er wel een vervolg geweest? Ze probeerde het te achterhalen maar hoe hard ze ook haar best deed, haar geheugen weigerde mee te werken. Wat was het, waarom, en wat betekende het? Ze zuchtte, herhaalde dat ze het echt niet wist, zei dat ze er niet meer wou aan denken en dat ze zich op haar werk moest concentreren, dat de directeur van de afdeling in Luxemburg haar iets belangrijks had opgedragen en dat ze dat tegen het eind van de middag wou afwerken.