MOORD

“Moord?”
“Ja, moord.”
“Wie? Waar? Waarom?”
“De man. In de Dendermondsestraat nummer 366. Vanwege het teveel.”
“Te veel?”
“Ja. Overload. Oversize. Too much. Over and out.”
“En?”
“En? Een dode. Lijkbleek. Koud. “
“Hoe?”
“Met een mes. Een broodmes.”
“Niet te geloven.”
“Nee, niet te geloven.”
“Moord dus.”
“Yep, moord.”

lavendelveldafbeelding via Landgevoel
‘Lavendel kalmeert onze zenuwen’

GEEN DONKER

De feiten:
Appartement 1 : Ik opende de deur van de bibliotheek en keerde ieder boek binnenstebuiten. Ik staakte mijn zoektocht toen ik een van de walvissen van Herman Melville tegenkwam.

Appartement 2: Ik begon in de badkamer, in de stapel kleren, ik vond een rode jeans, ik vond een bruine trui. Ik zag de schimmels in de hoge kasten en in de voegen van de tegels van de douche. Ik vond een bad-eend!

Appartement 3: Op de deur hing een briefje; of we de stilte wilden bewaren.
‘We’?
Ik was alleen. Ik zeulde mijn een meter vijfennegentig door een van de lage deuren van het appartement. Wie woonde hier? Een kleine oude vrouw? Een kind? Ik vond drie kleurboeken en ik vond een kantkloskussen. Ik vond een houtbewerkingsmachine – klein formaat. Ik vond maar liefst vier vergrootglazen.

Appartement 4: Water. De man of vrouw die hier woonde verzamelde water van alle merken. Spa, Evian, witte en blauwe producten in grote en kleine flessen. Ik stootte op een kast met talloze flesjes met opschriften: ‘Cherbourg,’ ‘New York’, ‘San Francisco’, ‘Oostende’, ‘Maas’, ‘Rupel’.

Appartement 5: Ongezien. Drieëndertig mensen, alle drieëndertig even groot, even breed, dezelfde ogen, dezelfde haren. Idem voor hun jeans, hun hemd, hun schoenen. Idem voor de bewegingen van hun handen, voor de woorden die ze spraken en voor de papieren die ze in hun handen hielden. Ze declameerden. Ze declameerden. Ze declameerden.

Appartement 6: Dat van de olifant en de mier, dat klopt niet. Het ging namelijk over een olifant en drie mieren.

Appartement 7: De donkere kamer. Licht floept en licht floept niet. Chemische producten. Een waslijn met wasknijpers, alsof in een film. Iemand heeft als hobby, dubbele punt, ‘landschappen’ en ik zag glooiingen, stranden en bossen.

Appartement 8: Niets is zeker. Alice in Wonderland en haar deur. Een konijn, een egel, een kabouter, een sprookje en een vertelling uit andere tijden. Drie vrouwen met hoofddoek, drie vrouwen zonder, een bos met paddenstoelen aan de voeten van de stammen van al de bomen, een andere deur, en, opnieuw: Alice.

Appartement 9: Leeg. Helemaal niks. Geen gordijnen, geen tafel, geen stoelen, geen portretten. Geen behangpapier met motieven, geen spikkels in de tegels van de vloeren. Geen licht en geen donker. Leeg.

Appartement 10: Een hamster met duizend blikken sardines. Ik keek de hamster in de ogen en vroeg waarom hij dat deed, maar de hamster kon niet praten.

hopper williamsburg bridge
Edward Hopper, From Williamsburg Bridge, 1928

CARRILLO

titanium

Het is slechts goud in tranen, gespoeld met zout en zand en met een ongelooflijke overvloed aan zonnestralen.
Het is slechts goud in droge snikken, vermengd met alle kleuren van de wolken – ’s ochtends op een zomerdag – en van de regenbogen – enkel, dubbel, en zoals gezien op alle continenten.

Het is het goud van watervallen – omgevormd tot ijs, op polen, of eens te meer in overvloed in canyons of in landen waar de papegaaien heersen, met hun kleuren, fel, vol leven.

Het is niet anders.
Het is zo goud en zo titanium. Het is een feilloos, ronkend rad, zo soepel als een nieuw metaal, bijna onhoorbaar in de schoonheid van het menselijke kunnen, van het bewijs van krachten in een hoofd; in tekeningen uitgevuld met zwarte inkt, Oost-Indisch, en in grote plannen; werk aan bruggen, aan gebouwen, aan de allernieuwste auto’s, moto’s of aan waterstofreserves.

Het kan niet anders.
Goud in tranen, gloeiend, smeltend, ieder beeld trots overheersend, behandeld door de grote smid, eerder, in de Middeleeuwen, lang vergeten – Niet vergeten, als violen klinkend in geheugens – ongehoord en enkel zichtbaar in dat vele goud en in titanium, stralend, gloeiend, smeltend en zo nieuw als bijna heilig.

SCHETSBOEK TOT DE TIENDE

saul leiter sketchbook
(afbeelding: Saul Leiter, sketchbook)

Het is een oefening als een ander
drie, zes, negen, twaalf
Ik ben een telraam
vier, acht, twaalf, zestien
ik repeteer
twee, vier, zes, acht
ik speel – even – haasje over
vijf, vijftien, vijfentwintig
ik jongleer
drie, twee, vijf, drie,
ik repeteer
tien, twintig, dertig, veertig
ik roep luidop
honderd, tweehonderd, driehonderd
ik schrijf het neer
a, b, c maal honderdduizend
ik huppel en dans
acht, zestien, vierentwintig
ik vergeet
nul
en tel weer
drie tot de achtste
en voort
tot de vijftigste
en voort
tot oneindig

AGNES OBEL – DORIAN


Ik ben er mee opgegroeid en hij zit in mijn lijf, ik raak zijn toetsen aan als zijn zij mijn lichaamsdelen, ik streel hen, ik laat hen van mij zijn.
Niemand hoeft te zeggen dat het gestormd heeft en dat hij de vernieling is ingegaan of dat hij als gruis op de straat ligt; dat kan niet.
Niemand hoeft te zeggen dat hij gestolen werd en voor altijd onvindbaar is; dat kan niet.
Hij zit in mijn lijf, hij staat en hij ligt net onder de huid van mijn vingers, van mijn armen, van mijn hoofd, romp en benen. Hij is van mij, ik voel hem, ik speel hem.

DE ONDERWERPING VAN DE VROUW

“De professor zei dat er een boek bestaat met als titel ‘De Onderwerping van de Vrouw’, ik vind dat nogal straf, dat zo’n boeken bestaan en gelezen worden, mijn vrouw was helemaal niet onderworpen, integendeel, ze was zelfs zo niet-onderworpen dat ze me zonder boe of ba heeft laten stikken. Ik zou graag weten hoe het bij haar nieuwe man is afgelopen, zouden ze nog altijd samen zijn? Is ze daar ook niet-onderworpen? Of wel? Ik vraag het me soms af, of ik haar had moeten onderwerpen, ik bedoel, misschien had ik haar streng aan mijn regels moeten binden, maar dan had ik eerst regels moeten uitvinden, strenge regels zeg maar, en dan had ik haar die misschien klaar en duidelijk en met mijn vuist op de tafel duidelijk moeten maken? Had ik zo’n man moeten zijn, dan?”
(Zegt Jef)

(Los van de tekst; de muziekkeuze van vandaag liet ik zonder enige twijfel over aan het  toeval van de jukebox aka iTunes, met dank aan EC, MB, aan de bibliotheek van Londerzeel en aan mezelf)

ORANJE WIT ORANJE WIT

“En het leven is goed geweest voor mij. Er waren wat zwarte periodes maar al bij al, nu ik terugkijk, ja, het was goed. Paarden, vlinders en klaprozen in de tuin, wat kan een mens meer verlangen? Goeie tabak en een pijp natuurlijk. En goede buren. En een rustige straat en hoog overvliegende vliegtuigen.”
Jef zweeg. Waarschijnlijk hadden zijn gedachten zich in zo’n katoenen ligstoel genesteld, bestaan die stoelen nog? Ze waren eenvoudig en verstelbaar, ze waren ofwel effen, ofwel met strepen. Als je er in zat kon je de vroege lentezon op je gezicht en op je handen voelen. Waren ze van katoen? Of heet dat canvas?
Jef neuriede iets. Hij zat in zo’n stoel, en met zijn hoofd tussen de violen, wist ik.
deckchair orange
afbeelding via google.