EN DE BOOM EN DE GROTEN

mondriaan grijze boom 1911
Piet Mondriaan, De Grijze Boom (herh.)

En de boom?
Hij reikt en hij reikt, naar lucht en naar aarde
en groeit.
En reikt en heeft uitzicht over de velden en steden
en over de oceanen.
Ondertussen:
De rebellen proppen de Groten Der Aarde in een grot.
Andere Groten Der Aarde verrijzen.
De rebellen proppen de Groten Der Aarde in een grot.
Andere Groten Der Aarde verrijzen.
De rebellen proppen de Groten Der Aarde in een grot.
Andere Groten Der Aarde verrijzen.
De rebellen proppen de Groten Der Aarde in een grot.

BOER WILLEM DE DERDE

kiefer-des-herbstes-runengespinst

En ik ben de grootste, zegt hij, ik ben de grootste boer.
Want, zegt hij, mijn vrouw is de knapste en altijd piekfijn gekapt en gelakt en bloedmooi. Ze is er voor mij en altijd.
Want, zegt hij, mijn land is het grootste het langste het verste en ik heb water en stroom en licht en wind en alles zo waar en hoeveel en wanneer ik dat wil.
Want, zegt hij, de diameter van de wielen van mijn tractoren en trekkers en dorsers en ploegen en paarden, zegt hij, ik span ze langs links en langs rechts en met twee of met vier.
Want, zegt hij, mijn erf en mijn huis en mijn vele hectaren zijn groot, zegt hij, en dat je uren moet rijden voor begin en voor eind, zegt hij.
Want, vult hij aan, wel drie beken en een enkel begin van een rivier.
Want, vult hij aan, de jacht door de industrie.
Want, vult hij aan, de weiden en de fazanten en het groene van de lokale en echte jacht, zegt hij.
Want, zegt hij, mijn oudste en grootste schuur is nu een erkend museum.
Want, zegt hij, de subsidies.
En, zegt hij, ik heb een hotel.
Het heeft vijf sterren, zegt hij, en ze geven ook eten met evenveel sterren en meer.
En dan nog mijn auto’s, zegt hij. Ik heb een Rolls, een Bentley, een Porsche, nog een, nog een, een Lamborghini, een Ferrari, een gele zegt hij.
Ik kan er net in en de grondspeling is nogal nipt, zegt hij.
En mijn BMW’s, zegt hij.
En er komt nog een Audi, zegt hij, met veel A’s.
Zo zie je
En de boer zwijgt voor even en heft de kin en strekt de armen en schouders en toont, zo breed als hij kan, hoe ver alles reikt.
Kom, ik leid u eens rond, zegt hij, de kin nog steeds in de lucht.

 

Afb. : Anselm Kiefer – Des Herbstes Runengespinst – für Paul Celan, 2005, via De Buurman op flickr.

BRIEF 6

picasso-the-port-at-cadaques

Maar, mijnheer Macharis, het leven is niet altijd eenvoudig, hahaha. De komende maanden moet ik aan de tabellen blijven werken. Tenzij ik beslis om deze eenzame job en dit eentonige bestaan tussen vier muren vaarwel te zeggen. Vakantie! Een rondreis? Of zee, zon en boeken?

Of keer ik terug naar dat witte dorp? Hoe heet het ook weer? Het is niet ver van de bewoonde wereld. Barcelona op tweehonderd kilometer? Ik herinner me de naam van het dorpje niet. Ik zal er later wel opkomen.

En daarna? Nog een week of twee thuis. Een tabellenloos leven leiden. Boodschappen doen zonder me te haasten. Een koffietje in De Palm. Een wandeling langs de Scheldedijken. Bornem. Sint-Amands.

Maar nu eerst: de tabellen, on and on, tot ik mijn beslissing neem. Zal ik die nemen? Kan ik die nemen?

 

Afb.: Pablo Picasso, The port at Cadaquès. Via Tony Hisgett op FlickR

BRIEF 5

peinture-324-x-181-cm-17-novembre-2008

maar vanmiddag trok ik de stad in. Ik kon een extra trui gebruiken.
(een stel jonge snaken vond het nodig om een oude dame te achtervolgen. Ze aapten haar na. De oude dame had het niet door en liep rustig door de Nieuwstraat. Winkel in, winkel uit, langs de rekken, soms raakte ze een jurk aan, nam hem uit het rek, keurde de naden en zomen, de jongens imiteerden haar en zij was zich de hele tijd van geen kwaad bewust)
Het was druk.
De solden waren net begonnen en ik had daar geen rekening mee gehouden. Hier en daar moest ik over de koppen lopen. Of over de schreeuwerige solden- en percentage-slogans. Ik vond geen trui, ik vond er duizend. Ik kocht een prul van vijftien euro, zonder hem te passen want het was aanschuiven aan ieder pashokje. Misschien wou ik ook schoenen, dacht ik, maar alle winkels stonden overvol kopers. Geen schoenen. Ik zou moeten terugkomen. Is de stad ooit leeg? Alle winkels voor mij alleen?
‘Tzatziki-dip,’ dacht ik plots. Is er hier zo’n winkel? Maar ik was te klein en de mensenmassa te groot.
Een boek dan maar? Maar ik vond de boekhandel niet, kon me niet oriënteren, was die niet aan dit plein? Die oase van rust, waar was zij? Zou ik rust vinden tussen de boeken? Hier, prentbriefkaarten, ze lijken op boeken, prenten van kunstwerken, maar ik word opzij geduwd, een soldenjager, prentbriefkaarten? Toeristen? Waar ben ik?
Ik liep terug naar het Rogier en terug naar het Noord, de 250, de 251? Waar waren ze, alles was zo veranderd. De rust kan ik enkel thuis vinden, dacht ik.

Ik zette de televisie aan.
De Wever. Trump.
Ik zette de televisie terug uit.
‘Mijnheer Macharis,’ dacht ik. ‘Ik liep verloren in de stad, mijnheer Macharis. In een mensendoolhof, mijnheer Macharis.’

Afb. (herh) : Pierre Soulages Peinture 324 x 181 cm, 17 novembre 2008, Acrylic on canvas
Private collection, © Photo: George Poncet, Archive Soulages / VG Bild-Kunst Bonn, 2010

EVY

library

‘Het overkwam me dat ik ze, in mijn gedachten, allemaal etaleerde. Het ene schilderij naast het andere boek, en hier en daar nog stills uit films tussen, of muziekfragmenten. Miljoenen, als alledaags lijkend opvulsel. Ik beeldde me in dat de beelden iedere vierkante centimeter van onze planeet bedekten. Dat de aarde te klein was, en dat ik met kunstwerken een pad aanlegde tot de maan en zelfs tot de zon. Ik plaveide alles met beelden en etsen en met de wanden van de bibliotheken van Borges. Borges! Ik miste hem! Ook nu nog! Maar hij was er. Hij is er. En hij gaat nooit meer weg.’

Afb.: The Guardian.

KEN JIJ DE SPELREGELS?

paul-klee-concentrierter-roman

Maar ze doen toch niks verkeerd?
Hm. Nee.
Echt niet. Het is onschuldig.
Hm. Ja.
Het is maar een spel. Ze mogen toch een spel spelen? Vijf ballen in de lucht houden, een uur lang. Ze doen geen vlieg kwaad.
Hm. Nee.
Kijk, nummer drie heeft gewonnen. Kijk hoe blij ze is!
Hm. Ja.
Maar wat heb je toch? Er is echt niks mis mee. Kijk, nu is nummer zeven aan de beurt. En nu nummer zes. Of is dat een duel?
Hm. Geen idee.
Ja, het moet een duel zijn. Ken jij de spelregels?
Hm. Nee.
Ik weet enkel dat ze de ballen gedurende een uur in de lucht moeten houden. Alle vijf. Maar het fijne weet ik er niet van. Of hoe de score bijgehouden wordt. Ik weet ook niet hoe het spel heet. Jij?
Hm. Nee.
Heb je een verkoudheid?
Nee.
Hoofdpijn?
Nee. Nee. Nee. Of jawel. Een beetje. Ik wil naar het bos. Ik ga naar het bos.
Oké. Tot later.
Hm. Ja.

(afb. Paul Klee, Concentrierter Roman)