Jef zit in zijn woonkamer. Hij wacht. Zijn vrouw heeft hem jaren geleden plots verlaten, zijn dochter heeft hij al lang niet meer gezien. Hij wacht. Zouden ze ooit terugkomen? Hem komen groeten? Of iemand anders? Misschien komt er bezoek? Jef wacht. Wie zou er komen? Hij wacht, hij wacht.
Tag: jef
EEN WITTE, EEN RODE
‘Dat oude glas heb ik nog,’ zei hij. ‘Het staat helemaal achteraan in een keukenkast.’
LINKS LINKS
En later?
Later wordt het stiller, omdat Jef minder en minder goed hoort. En het wordt donkerder, omdat zijn zicht achteruitgaat. En de wereld wordt kleiner, want Jef krijgt minder bezoek en hij kijkt minder naar het journaal.
‘Het kan me allemaal zo niet meer schelen,’ zegt hij.
Hij schuifelt met zijn voeten, heen en weer, heen en weer. Hij gebaart naar de verpleegster maar ze ziet hem niet. Hij klopt met de hand op een rolstoelwiel, ze ziet hem nog altijd niet. Hij verheft zijn stem, maar dat lukt niet zo goed. Ze loopt hem voorbij. Hij schuifelt nog eens met zijn voeten.
De dokter zegt dat Jef moet opletten met zijn longen en dat een onderzoek
‘Jaja,’ zegt Jef, en hij wuift het onderzoek weg.
‘Jef, je moet,’ zegt de dokter, ‘Want anders zal het erger en erger worden.’
‘Jaja,’ zegt Jef en hij gebaart naar de verpleegster, maar ze ziet het niet.
‘En ik schrijf je nieuwe medicijnen voor.’
‘Jaja,’ wuift Jef.
Nu komt de verpleegster bij hem.
‘Een pilletje hier en een pilletje daar, hé Jef,’ zegt ze.
‘Ja, maar mijn pantoffels!!’ zegt hij. ‘Ik heb u geroepen maar ge hebt dat niet gehoord of gezien!’
‘Ha nee hé Jef, ik was bezig,’ zegt ze. ‘Wat is er met die pantoffels?’ Ze kijkt en ziet links rechts en rechts links.
‘O, Jef toch,’ zegt ze.
De volgende dag schuifelt Jef weer met zijn voeten, heen en weer. Het is een andere verpleegster en hij gebaart en ze knikt en twee minuten later staat ze bij hem.
‘Jij bent een goede verpleegster.’
‘Ik ben geen verpleegster hoor,’ zegt ze.
‘Toch ben je een goeie,’ zegt hij.
Ze zet rechts rechts en links links, steekt de pantoffels aan zijn voeten en heft zijn voeten op de treden van de rolstoel.
‘Hoe doe je dat toch?’ vraagt ze.
‘Tja,’ zegt Jef.
‘Kom hier,’ zegt ze. Ze legt haar koele hand eerst op zijn hand, dan tegen zijn wang. Een wereld gaat open voor Jef.
‘Je hebt goede handen,’ zegt hij. Hij sluit de ogen en droomt weg.
‘Jef, je moet dadelijk eten,’ zegt ze. ‘Hier, eerst dit pilletje,’ zegt ze.
‘Ach,’ zegt Jef. ‘Ach, Ach,’ herhaalt hij.
OFF & OFF
Anselm Kiefer, The Morgenthau Plan, 2012. (herh)
‘I think Beauty is first’ (Anselm Kiefer)
(Photo Credit: Courtesy the Gagosian Gallery, photograph by Charles Duprat, via the Albright-Knox.)
‘Nee Jef, ik heb er genoeg van.’
‘Maar waarom, Nikki?’
‘Daarom Jef.’
‘Nikki, serieus. Leg me uit waarom. We zijn vrienden.’
‘Ik heb er genoeg van, Jef. Het is welletjes geweest.’
‘Maar het was toch mooi, Nikki?’
‘Ja, Jef, het was mooi. Soms zelfs erg mooi. Mooie dingen, ook. Maar het is gedaan.’
‘Oké, Nikki. Jij beslist. Maar toch is het jammer en ik zal het missen. Jij zelf ook.’
‘Ja Jef, dat weet ik. Maar genoeg is genoeg.’
&
‘Het moet gedaan zijn, Nikki.’
‘Wat Jef? Dit, Nikki. Dit allemaal.’
‘Hoezo, genoeg, Jef? Dat kan toch niet?’
‘Jawel, Nikki. Het kan perfect. Genoeg is genoeg. De maat is vol, zeg maar.’
‘Serieus, Jef? Meen je het echt? Je zal het missen.’
‘Ja, Nikki. Dat weet ik. Heel erg zelfs.’
‘Ik zal het zelf ook missen, Jef.’
‘Ja, Nikki. Dat weet ik. Kom hier, dat ik je een knuffel geef.’
‘Ik zal huilen hé Jef.’
‘Ik ook, Nikki.’
ZINTUIGLIJK
Een deel van het huis brandde af. Een ander deel stortte in. Veel hebben we niet kunnen redden: de hond, de poes, wat geld, wat kleren en enkele planten.
Mijn zus vroeg ‘Huh, planten?’
En ik antwoordde ‘Ja. Mijn planten zijn heilig.’
Ze schudde me dooreen.
Ik werd wakker.
Een deel van het huis brandde af, een ander deel stortte in. Veel hebben we echt niet kunnen redden: de hond, de poes, wat geld, wat kleren, enkele binnendeuren, mijn verzameling van flesjes Gaultier.
‘Ze zijn fotogeniek,’ zei iemand.
Ik antwoordde: ‘Het zijn kleine flesjes.’
Niks, niks blijft over van de duizenden ochtenden. Het behangpapier werd as.
Het is mistig, en ik hoor de voetstappen van die ene song.
Het is mistig, en ik zie de beelden van die ene film.
Een deel van het huis brandde af. De vijver tegenover het huis heeft niet kunnen helpen. De brandweermannen waren net terug uit vakantie. Honderdduizend luchtballonnen bestaan niet. Paarden kunnen niet praten. Jef is overleden. Marie verblijft nu in het woonzorgcentrum – want zo heten de rusthuizen tegenwoordig – en mocht haar strijkijzer niet meenemen.
Het is mistig, en ik hoor de voetstappen van die ene song.
Londerzeel, de ochtend van 14 mei 2016.
JA, NIKKI
Henri Matisse. Tempete a Nice, 1919 – Hotel de la Mediterranee, Nice
Huile sur toile
Musée Matisse, Nice © Succession Henri Matisse
De schoonheid hé Jef?
Ja, Nikki. De schoonheid.
We moeten hé Jef?
Ja, Nikki, we moeten.
NIKS
“En, Jef?”
“Wat, Nikki?”
“Wat doe je?”
“Ik? Ik doe niks, Nikki.”
“Ja, ik zie het. En wat doe je straks?”
“Straks? Ook niks, Nikki.”
“Jef, verveel je je?”
“Nee, Nikki.”
“Maar Jef, je doet niks!”
“Juist, Nikki, ik doe niks.”
S E R V I C E
“Annie zei dat er veel aanvragen zijn van serviceclubs.”
“Jef, wie is Annie en wat zijn serviceclubs?”
“Annie woont op het einde van de straat, in een van de alleenstaande woningen, ken je haar? Ze heeft lange, donkerblonde haren en draagt een bril.”
“Nee, zegt me niks. Maar wat zijn die serviceclubs?”
“Ik weet het niet goed, Nikki. Ik denk een soort clubs van zakenmensen en ze praten over geld en over sponsoring van goede doelen.”
“Goede doelen?”
“Ja, ze steunen sociale projecten en Annie zei dat er veel aanvragen zijn en zo stellen de serviceclubs zichzelf dan in een Belangrijk Daglicht en voelen de leden van die clubs zich beter omdat ze denken en kunnen voortvertellen dat ze anderen helpen.”
“Helpen?”
“Ja Nikki, met geld. En dan komt dat op hun website en dan noemen ze zichzelf goed.”
“Ja maar Jef, dat is toch echt goed? Dat geld komt toch van pas?”
“Ja.”
“Het gaat toch naar daklozen bijvoorbeeld, of naar kinderen?”
“Ja.”
“Daar is toch niks mis mee?”
“Nee.”
“Wat is er dan, Jef?”
“Het is gewoon reclame.”
“Reclame?”
“Ja, voor zichzelf, en voor hoe goed ze zijn. Want goed zijn en cheques uitschrijven of geld overmaken, dat is in de mode.”
“Maar die mensen en die clubs willen toch gewoon helpen, Jef?”
“Ja.”
JEF – SLIKKEN
Zij zijn zombies.
Zombies, Jef?
Ja, Nicki. Ik was bij mijn kinderen en kleinkinderen. Zij zaten voor hun televisies en voor hun schermen en iedereen keek en slikte de klanken en beelden. Ze zegden niks.
Maar dat wil toch niet zeggen dat ze zombies zijn, Jef?
Jawel, Nikki.
GEWOON
– Het is allemaal theorie en het zijn allemaal grote woorden maar ik wil geen grote woorden, ik wil aardappelen en ik wil ze in mijn tuin.
– Jef, dan doe je dat toch gewoon?
– Jaja Nikki, gewoon. Ik wil aardappelen en ik wil ze, gewoon, en ik wil ook appels en peren en tomaten en druiven, zonder theorieën, zonder grote en belangrijke woorden, kijk, ik zet de televisie uit en ze mogen samen met hun theorieën ontploffen, ik wil het niet meer horen, ik wil naar buiten, ik wil, gewoon, ik wil aardappelen en appels en peren.