DE KRIJTSTREPEN

Secretaris, wat vond je er van? Heb ik rake woorden gezegd, of niet? En ze waren toch erg aandachtig? Met hoeveel waren ze? Hoeveel, zeg je? Dertig procent meer dan gisteren? Niet meer? Ben je zeker? Dat valt wat tegen. Morgen wil ik veertig procent meer. Dan vandaag. En ik vind dat de rijen wat rechter moeten zijn. Misschien moeten we de krijtstrepen duidelijker trekken? Ja, al zeg ik het zelf, dat is een goed idee, zeg tegen de volgers dat ze dikkere krijtstrepen moeten trekken. Misschien gele in plaats van die witte van deze week. Ja ik denk wel dat dat zal helpen. En ik wil een andere microfoon. Noteer dat maar. Nee, noteer een hele nieuwe geluidsinstallatie. Wat zeg je? Dat weet ik niet, man. Jij bent de secretaris, zorg er voor. Ik wil dat het in orde is tegen morgen. En andere inkt voor de prospectussen. Ander papier, ook. Wat? Het moet gezag uitstralen, natuurlijk. Papier? Ja, natuurlijk kan dat, ben jij dom of wat? Zorg er voor. Ik zal het wel bekijken en goedkeuren. En ik wil morgen veertig procent meer, vergeet dat niet. Zet de ronselmolen onmiddellijk in gang. Nu. Wat doe je hier nog? Starten, zeg ik.

(Ik denk dat dit een nieuwe reeks wordt. Reeks nummer 8651. ‘De Krijtstrepen’. De ‘De’ moet. Wie weet. Goeie titel, goed idee. We’ll see.)

GROEN EN KOEIEN

OLYMPUS DIGITAL CAMERASaussemesnil

Groot. Te groot.
Maar mooi.
Te veel werk in. En de verwarming….
Ja, ik weet het.
Heb je de kogelgaten gezien?
Ja.
Maar ideaal.
Nee, te groot. En zo veel werk. Het is in slechtere staat dan dat van madame Paris.
Ja. Nee. Denk je?
Ik ben er zeker van.
Ik begrijp die kelders niet.
Kun je langs die trap naar boven?
Nee, het is op slot.
We kunnen niet binnen?
Nee.
Iemand is er al aan begonnen. Zie je dit? Dit is recent.
Er is wel veel plaats.
Grote garage.
Ja.
Vlakbij het kerkhof.
Ha, ha. Dat kan geen kwaad.
Nee.
Mooie tuin.
Ja.
Mooi uitzicht.
Ja. Groen en koeien.
Ja.

LA SAISON EST FINIE

La saison est finie! Hangt er op een deur in Saint Vaast La hougue. De vele toeristen blijven sinds enkele weken weg en de inwoners zijn daar blij mee.
We bezochten iedere viswinkel van het kleine stadje, maar er waren nergens krabbenpoten te vinden. Complete krabben ja, en oesters in alle maten. En vissoep en croutons. Misschien zou dat ene restaurant?
Ja, waarschijnlijk.
Denk je? Zullen we zo’n bokaal vissoep kopen?
Ja, twee. En rouille.
Zou dat lekkere soep zijn?
Ja, dat denk ik. Je kunt ze tot 2018 bewaren, zegt het etiket.
Haha.
Dat ene restaurant zal wel
Ja, dat denk ik ook.
Het zal wel normaal zijn.
Ja.
Maar geen krabbenpoten.
Nee.
In Cherbourg. Daar hebben we er vorige keer gekocht.
Ja?
Ja.
Voor onze fruits de mer.
Ja?
Ja.
Weet je nog waar die winkel is?
Ongeveer.
Als hij open is.
Ja. Het seizoen.
Ja, maar het is een viswinkel. Rijden we?
Oké.
Ik zal deze keer een visitekaartje vragen.
Als we hem vinden en als hij open is.
Ja.

LE BLEU CHANGE

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
Ik vertelde over het licht bij de Phare. De andere gasten keken alsof ze me niet begrepen.
Licht?
Le bleu, zei ik. Le bleu change.
De dame rechts van me zei dat ze daar nog niet geweest waren. Haar kleindochtertje was moe, zei ze. Geen siësta. We zijn op weekend en dan houden we geen siësta, zei ze. We komen om alles te zien, slapen is tijdverspilling, we moeten ervan profiteren, het is een lang weekend, we rijden rond, dan moet ze niet slapen, nee, nee, dat zou zonde zijn. We komen van ver, zei ze. Ze slaapt in de auto, een half uurtje hier, een kwartiertje daar, meer hoeft niet en ’s nachts slaapt ze goed. We moeten haar ‘s ochtends wekken, we brengen haar in haar pyjama mee naar het ontbijt, kijk, hoe moe ze is, ze zal straks in de auto wat slapen.

(foto: november 2015, Brillevast)

NOE

Ils en ont trois.
Trois enfants?
Oui. Le bébé ressemble fort à son frère.
Il est costaud, le bébé.
Oui, mais il est beau. Et il a un beau nom. Noé. Comme Noé de l’arc, a dit madame Carine.
Oui, c’est un beau nom.
Comment elle fait ? Avec trois enfants, ce n’est pas evident.
Je ne sais pas. Elle as une nourice, elle dit.
Ah oui ?
Oui.
Oui, il faut bien.
Il fait beau aujourd’hui. Vous avez vu la mer ?
Oui, elle est proche.
Loin et proche. Elle change de couleur tout le temps. Il faut la regarder tous les jours.
La vue est impressionante.
Oui.

LICHT

Het licht zat goed. Blauw, blauwer, grijs, blauw, blauwer. Dat kon alleen hier. Blauw, nog blauwer. Ik ken al de benamingen van het blauwe niet. Ik nam een foto en nog een.

Er is niet te veel wind.
Nee.
Het licht is weg.
Ja.
Het licht is terug.
Ja.
Het is waar, wat je zei, van dat licht hier.
Ja. We moesten naar de Phare komen. We moeten altijd naar de Phare komen.
Word je die niet beu dan?
Nee. Het licht. We zijn geen fotografen maar je ziet het licht toch?
Ja. De vogeltjes zijn er niet.
Nee, die zijn er niet.
De rotsen zijn niet glad.
Nee.
Het is ideaal voor de hond, we hadden de hond moeten meebrengen.
Ja.
Het licht, de lucht, de wolken.
Ja.
Je wou komen.
Ja.

(Van Gatteville-Le-Phare tot Londerzeel, november 2015)

IK WEET HET NIET

Eva Vanderstappen Merel en Mus 222

“Maar Merel, waarom liggen die mensen op de grond?”
“Dat weet ik niet, Mus.”
“Slapen ze, Merel?”
“Nee Mus, ik denk niet dat ze slapen.”
“Maar wat doen ze dan, Merel?”
“Ik denk dat ze dood zijn, Mus.”
“Dood Merel? Zoals dat kind? Hoe komt dat?”
“Dat weet ik niet, Mus.”
“Ja maar Merel!”
“Ik weet het niet, Mus!”

(uit: ‘Merel en Mus’, reeks 19, ‘De Krant’. Illustratie: Eva Vanderstappen, Tekst: Eliane De Bleser)

TERUG

gatteville
We zijn daar pas geweest, zei hij.
Dat is een jaar geleden, zei ik. Of langer.
Op de laatste dag reden we dan toch naar de phare.
De vogeltjes zijn er niet, die vele piepkleine lopende vogeltjes. Ja, dat was hier.
Dat was ook ginder vooraan.
Denk je?
Ja, ook ginder vooraan.
De kreukeltjes liggen hier voor het rapen. Kijk, zo’n grote.
Kun je die opeten dan?
Ja, eerst koken. Tijdens het seizoen heb je de kans niet. Dan zijn ze weg voordat je ze kunt zien. Maar nu is er niemand.
Nee, niemand.