HET FLESKE GELUK, DAT ENE

Ja, het is verwarrend, natuurlijk.

. Er zijn de mensen met hun fleskes geluk, groot of klein (wordt vervolgd).

. Er zijn de kilo’s cocaïne die ze het land (de landen) binnensmokkelen (wordt ooit ook vervolgd).

. En dan die gast met zijn VMax: ‘Ik betaal cash.’ ‘Dat kan niet, meneer.’ ‘Dan gaat het niet door.’ ‘Dan gaat het niet door, meneer.’

. En de dagelijkse schietpartijen.

. En de veel te magere, vergeten mensen.

. De dure meubels. Hoe heten ze weer? Hoe worden ze weer omschreven?

. Maar die sofa is mooi en dat komt door de juiste verhoudingen. Iets met Fibonacci en de Gulden Snede, alles met hoofdletters. En het leder, ha ja.

. Er zijn de wandelingen door Brussel.

. Het goud van de herfst. En het rood.

. De mooie maar eenzame, tja, staanlamp.

. The battles. For power, for oil, for gold, for diamonds. The casualties. The collateral damage. Etc, etc, etc.

. De kleinkinderen van sommigen.

. De gouden dames.

. De sterren. Ik ben de naam van die app kwijt, of volstaat het om de sterren gewoonweg te zién?

. De Jeroenen en hun schitterende vrouw. Blink, blink, maar dan zonder make-up en sieraden. Hun lach.

. De klein mannen die hier iedere dag over de parking suizen. Hun fietskes mogen binnenkort een maat groter.

. Het geluk van de orchids.

. Het geluk van de Koenen.

. Het geluk van de ochtenden, dag na dag na dag. Het rode, het blauwe, de horizonten, de zon en de slapende maan.

. En ook: de slaag die de Koenen (anno 2018, ze zijn nu drieënveertig) nog steeds krijgen.

. Of de vrouw die de man, of de man die de vrouw.

. En de verslavingen, en, en, en. Incl. de verslavingen aan de schermen. (Sta me toe: Bekijk White Bear, uit de reeks ‘Black Mirror’. https://en.wikipedia.org/wiki/White_Bear_(Black_Mirror) . Ik kan de hele ‘Black Mirror’-reeks trouwens aanbevelen. 1 aflevering om de 2 of 3 weken volstaat!)

. De wortels aan de oleandertakjes.

. De wortels, wherever.

. De onmacht, de moeheid in hun ogen.

. Het fleske geluk, dat ene.

(en alles wordt vervolgd)

HET IS EEN ZEIL EN HET LEKT

ld6
LD6 van 6. Vrij naar een knipsel van een foto van Luc Dewaele. Oorspronkelijke foto op zijn pagina: Take me to church – and back (8).

Ze gaven me kleren. Het was een aalmoes. Ik moest dankbaar zijn, zegden ze. Dankbaar ook, voor het voorlopige dak boven mijn hoofd.

Er is geen dak. Het is een zeil. Het lekt.
Mijn jongste broer is ziek. Er is geen dokter, er zijn geen medicijnen.
Het dak is echt helemaal lek – het is een vergiet.
Ze kwamen me halen en ze hadden goede bedoelingen, zegden ze.
Maar ook daar was het dak lek.
De andere vrouwen waren nagenoeg naakt.
Allemaal samen, naakt en koud, onder een lekkend zeil dat beschutting zou bieden.
Geen beschutting.

Ik kon terug naar mijn broer. Ik mocht me gelukkig prijzen, zegden ze.
Hij was nog zieker.
Twee dagen later was hij dood.
‘Uw muren en daken lekken,’ schreeuwde ik.
Ik nam een parlofoon en liep door de modderstraten. Telkens dezelfde zin. Ik schilderde het op de zeilen, op de omheiningen, op hun auto’s. Overal. ‘Uw muren en daken lekken,’ met grote halen, met luide stem, overal.

FATIMA XXXIV, IN KLEUREN

ld5
LD5 van 6. Vrij naar een knipsel van een foto van Luc Dewaele. Oorspronkelijke foto op zijn pagina: Take me to church – and back (8).

Ik zei dat ik zou proberen om in kleuren te leven. Blauw was de eerste kleur, zei ik. Daarna zou ik rood, geel, groen toevoegen.
Ik wist niet waar ik moest beginnen.
Ik raapte mijn gereedschap bijeen, maakte mijn valies en stapte in de auto.
Ciney? Dinant? Remouchamps? De tweede brug over de Amblève, richting Aywaille? Of in de andere richting? Trois-Ponts? De Ninglispo?
Ik was er al lang niet meer geweest.
Blauw, ja. Blauw was de eerste kleur.
Honderdveertig kilometer. Ik reed ze in een ruk, natuurlijk. Ik zocht het restaurant. Daar. Leeg en vervallen. Even verder, het wegeltje naar boven.
Mijn rugzak woog.
Ik klom.
Bijna.
Nog tweehonderd meter, schatte ik.
Blauw. Blauw was de eerste kleur, dat wist ik nu wel zeker.

FATIMA, NEXT : NOEST

ld4
LD4 van 6. Vrij naar een knipsel van een foto van Luc Dewaele. Oorspronkelijke foto op zijn pagina: Take me to church – and back (8).

Noest.
Ik.
Kijk, mijn handen.
Noest.
Ik.
In het zweet en in het eelt. Kijk, mijn handen. Noest.

Ik neem mijn
emmer, vod, mijn dweil, mijn borstel, mijn vuilblik en mijn vuilniszak.
Ik poets.
Ik neem mijn kuisproducten en mijn groene doeken, rode doeken, gele doeken, swiffer en et cetera.
Blinken doe ik, wrijven, duwen.
Blinken doe ik, wrijven, duwen.
Kijk, mijn handen, vol met eelt, mijn harde handen, noest.

 

‘Noest’ in de etymologiebank: http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/noest1

FATIMA, NOG EEN

ld3
LD3 van 6. Vrij naar een knipsel van een foto van Luc Dewaele. Oorspronkelijke foto op zijn pagina: Take me to church – and back (8).

en ik liep en liep en vond de weg niet meer terug, modderpaden, modderbaden, ik viel.
Daarna? Ik werd wakker in een schuur. De boerin had me gevonden, zei ze, en ze vroeg of ik sterk genoeg was om mee naar het huis te gaan en of ik onder de douche wou.
Ja! Dat wou ik!
Ik liet mijn schoenen op het erf staan.
Ze zei dat ik stil moest zijn. Haar man sliep. Hij had de ganse nacht gewerkt. In de badkamer was het lekker warm, zei ze, en ze gaf me propere kleren en toonde waar de handdoeken lagen.
Doe maar, zei ze.
Ik nam mijn tijd.
Ik droomde weg. Ik herbeleefde. Ik liep en liep en vond de weg niet meer terug, modderpaden, modderbaden, ik viel. Daarna? Ik werd wakker in een schuur. De boerin had me gevonden, zei ze, en ze vroeg of ik sterk genoeg was om mee naar het huis te gaan en of ik onder de douche wou.
Ja! Dat wou ik!
Ik liet mijn schoenen op het erf staan.
Ze zei dat ik stil moest zijn. Haar man sliep. Hij had de ganse nacht gewerkt. In de badkamer was het lekker warm, zei ze, en ze gaf me propere kleren en toonde waar de handdoeken lagen.
Doe maar, zei ze.
Ik nam mijn tijd.
Ik droomde weg. Ik herbeleefde. Ik liep en liep en vond de weg niet meer terug, modderpaden, modderbaden, ik viel. Daarna? Ik werd wakker in een schuur. De boerin had me gevonden, zei ze, en ze vroeg of ik sterk genoeg was om mee naar het huis te gaan en of ik onder de douche wou.
Ja! Dat wou ik!
Ik liet mijn schoenen op het erf staan.
Ze zei dat ik stil moest zijn. Haar man sliep. Hij had de ganse nacht gewerkt. In de badkamer was het lekker warm, zei ze, en ze gaf me propere kleren en toonde waar de handdoeken lagen.
Doe maar, zei ze.
Ik nam mijn tijd.
Ik droomde weg. Ik herbeleefde. Ik liep en liep en vond de weg niet meer terug, modderpaden, modderbaden, ik viel. Daarna?

FATIMA

ld2LD2 van 6. Vrij naar een knipsel van een foto van Luc Dewaele. Oorspronkelijke foto op zijn pagina: Take me to church – and back (8).

1.  FATIMA
Van mij. Helemaal. Niks af te geven. Niks te declareren. Gekregen. Ik. Het was koud. Ik bevroor. Uit de lucht komen vallen. Van mij. Ik geef niks terug. Uit de lucht, zeg ik. Nee, niet gestolen. Natuurlijk niet. Ik ben geen dief. Vast. Vasthouden. Van mij. Mijn naam staat erin. Helemaal. Ja, speciaal. Nee, niet nieuw. Nee, niet alledaags. Mijn naam. De mijne.

2. FATIMA
En ze stopten me in een kamp en ik moest bevallen en het kind is dood het was te koud er was niks er was een man die me heeft geholpen die heeft het kind
Het was zo koud het regende er was geen warm water er was geen verwarming er was geen eten er was helemaal niks.
Miezer.
Huilende kinderen. Huilende kinderen van anderen.
Het mijne is dood. Dood.

Het was te koud. Koud.

Er was niks. Niks.
Geen warmte geen licht geen liefde geen behoedzaamheid geen mensen geen hulp geen noodziekenhuis geen dokter. Geen.
Enkel die man.
Die vreemde.
Hij hielp me.
Het kind is dood.
Het is niet.

NIET HIER

ld1
LD1 van 6. Vrij naar een knipsel van een foto van Luc Dewaele. Oorspronkelijke foto op zijn pagina: Take me to church – and back (8).

Ik? Ik ben er niet. Ik ben hier niet. Ik ben niet hier.
Ik hou me gedeisd binnen mijn eigen hoofd.
Ik zie het gebouw niet, ik zie de straat niet, ik zie de stad niet, noch de wereld.
Want.
Dit bestaat niet.
Want.
Het is een reproductie.
Want.
Het is een bouwval.
Want.

Ik heb het koud, ik wil de zon. Ik trek mijn mantel uit. Ik ben niet hier. Ik ben NIET HIER. Ik heb het koud en trek mijn mantel uit en laat de zon mijn huid

Ik laat de zon mijn huid aanraken. Ik laat me door haar opnemen. Ik laat me door haar innemen. Ik baad mijn voeten in het gras en in het licht. Ik laat mijn ganse lichaam ademen. Het ademt lucht, het ademt licht, het ademt gras en groen en al de velden. Het ademt alles, maar niet hier. Het is hier koud. Het is hier niet. Het is NIET HIER.

MAANDAG

Hopper Hotel by a Railroad

“Yep.”
“Spreek Nederlands.”
“Nope. En daarbij, Stefan, ‘Yep’ is korter dan ‘Ja’.”
“Doe niet zo stom.”
“Pff.”
“Breng me gewoon die bak mee.”
“Nee.”
“Moet ik dan zelf rijden?”
“Ja.”
“Maar jij rijdt naar het dorp. Dan kun je dat toch makkelijk doen?”
“Nee.”
“Trut.”
“Eikel. Haal ‘m zelf. Ik doe het niet. Niet meer. Voor niemand. Ook niet voor jou.”

Stefan schoof aan in de rij aan de kassa. Een kar had hij niet genomen en de bak stond aan zijn voeten.
“Kieke,” dacht hij.
Zij had die bak gerust voor hem kunnen komen halen.
Hij tilde hem op om hem te laten scannen.
“Duvel, meneer?”
“Begin jij ook al?” snauwde Stefan.
“Ik zou niet durven, meneer.”
Hij betaalde en droeg de bak naar buiten.

(Afb.: Edward Hopper, Hotel by a Railroad, 1952.)

KATOEN EN AL HET ANDERE – DOROTHEA LANGE

dorothea lange, migratory cotton picker

Dorothea Lange  Migratory Cotton Picker, Eloy, Arizona, 1940

“Dorothea Lange also believed that ‘to know ahead of time what you’re looking for means you’re then only photographing your own preconceptions, which is very limiting.’ As far as she was concerned it was fine for a photographer to work ‘completely without plan’ and just photograph ‘that to which he instinctively responds’.”
(Geoff Dyer, the ongoing moment, blz 6)

Met dank aan Matti voor de (oude) tip. Het boek, dat op de eerste blz. dadelijk begint met Borges en Whitman (‘whoop! whoop!’ zou ons Leen zeggen) heeft hier lang liggen wachten op lezing. De Leaves of Grass als fotoboek, ik moet het niet herlezen om dat te beamen.

Met veel plezier verwijs ik ook door naar The Grapes of Wrath (De Druiven der Gramschap) van John Steinbeck.

ZE STAAT DAAR WEER

Ze staat daar vaak.
Ze rookt.
Ze kijkt naar de voorbijgangers, ze kijkt naar de auto’s, ze kijkt recht voor zich uit zonder naar iets specifieks te kijken. Ze trekt aan haar sigaret, ze inhaleert, ze blaast de rook terug uit, wacht even, trekt, inhaleert, blaast uit. Ze kijkt naar het brandende puntje, klopt wat asse af, kijkt naar het brandende puntje, trekt aan de sigaret, inhaleert, blaast.
Een kind fietst voorbij.
Het steekt de hand op en roept haar iets toe.
Ze glimlacht en wuift.
Ze trekt nog eens, gooit de peuk in de goot en gaat naar binnen.
Een uur later staat ze daar terug.