OF MET EEN MEGAFOON

Wie zag het? Wie zag het licht op het water?
’s Ochtends en ’s avonds?
Al die miljoenen rode kristallen,
die vele vermiljoenen glinsters,
dat enorme miljoenenrode water, echt, overal?

Wie zag het, wie wist het, wie kon het of durfde?
’s Ochtends en ’s avonds, zelfs overdag?
Het meeste, het grote, het grootste, het al?
Wie zag het? Wie wou en wie kon?
Zeg me eens, wie?

DE DAGEN

Jef zit in zijn woonkamer. Hij wacht. Zijn vrouw heeft hem jaren geleden plots verlaten, zijn dochter heeft hij al lang niet meer gezien. Hij wacht. Zouden ze ooit terugkomen? Hem komen groeten? Of iemand anders? Misschien komt er bezoek? Jef wacht. Wie zou er komen? Hij wacht, hij wacht.