OF ZAL ZE

En de zon?
Zij wacht.
Zou ze? Wil ze?
Nee, ze heeft geen zin om te stijgen. Of zal ze toch?
Ze stijgt tien centimeter.
Dan aarzelt ze, blijft waar ze is.
Kijkt.
Ze ziet een vrouw, een man. Nog verder ziet ze een boom en een kind.
Ze schijnt zacht, weet het niet, denkt na, aarzelt weer.
Ze bekijkt de boom, ziet ook een huis, een tweede boom, een hoge haag, een rivier en een woud.
‘Schijn maar voort,’ denkt ze.
‘Ja, doe maar, en klim,’ overtuigt ze zichzelf.
Ze doet het, ze klimt.
Haar twijfel is niet helemaal weg.
Ze blijft hangen, klimt wat, kijkt.
Klimt hoger.
Ze is niet meer te houden, ontplooit al haar stralen, hoog, hoger.

HART

En ze zei dat ze ook dit jaar veel te veel tomaten en dat ze niet wist wat ze ermee moest, tientallen kilo’s en kilo’s.

En dat haar man nog steeds de planten en de bloemen, heel veel, ja, ja, de overvloed, de rijkdom.

En ook dat ze heel de tijd thuis waren gebleven.

‘Niemand, niemand, we waren streng, erg streng,’ zei ze.

Maar ze hebben een grote tuin en een grote serre, en de kleinkinderen mochten in het zwembad en dan bleven zij binnen en keken ze, keken ze, en hun hart smolt en telkens wat tranen, ha ja, iedere keer, natuurlijk, wat wil je, die grote afstand, te groot, het niet mogen, het niet durven. Maar toch ook een glimlach, en blijdschap, want de luxe, de overdaad, het mooie weer, de lachende gezichten, het geluk, zo ver, maar toch zo dichtbij, ja, ook, ik kon dat goed voelen, zei ze.

MAXI

En de hond?
De hond twijfelt tussen miniMax en maxiMax en is zijn eigen vrolijke zelve, eeuwig goedgeluimd, lopend, spelend.
‘Apporte!’ roep ik en hij apporteert.
‘Zit!’ zeg ik en hij zit.
‘Af!’ zeg ik en hij duikt met zijn snuit in het gras, kijkt me afwachtend aan, wendt de blik af, kijkt me terug aan.
‘Kunnen we nu wat spelen?’ vraagt hij en ik zie zijn voorpoten ongeduldig bewegen.
Tien minuten later valt hij om. Baf. Uitgestrekt op zijn zij, diepste en rustigste adem, alsof morsdood, helemaal in dromenland, neuriënd, zuchtend. Af en toe ratelt zijn neus, snurkt hij?