EN OOK: MIJN NAAM IS ‘IK WEET HET NIET’.

Want:
Ik weet niet dat vogels de vruchten van de bomen stelen.
Ik weet niet dat zij het mos uit de dakgoten pikken, en het lukraak droppen.
Noch weet ik, dat de zwermen rakelings en bijna angstaanjagend over de daken scheren.

En ook: Ik weet niet dat piepkleine kikkers aan de rand van het bos springen.
Ik weet niet dat er een beek is.
Niet dat er een autostrade door datzelfde bos loopt.
Niet dat een vliegveld vlakbij is.

En:
Ik weet niet dat er een Erdogan bestaat.
Niet dat er, elders, een nieuwe president zal heersen – mensvreemd, zelf een monster.
Niet dat er ginds, onder en achter en tussen al die rijkdom, toch armoede is.
Niet dat er weer een agressieve nieuwe ziekte opduikt. Bijvoorbeeld, om eens iets anders te noemen.

Ik weet ook niet dat er weer twee, vier, acht, zestien, tweeëndertig, vierenzestig, honderdachtentwintig, tweehonderdzesenvijftig, vijfhonderdentwaalf nieuwe doden vielen.
Noch dat de huidige president het kernwapenarsenaal heeft laten uitdijen.
Noch dat de doodstraf nog bestaat, of opnieuw zal bestaan.

Nee, ik weet het niet, van de zoveel rijksten der rijken.
– van hun nieuwe oprit naar hun kasteel.
– van hun nieuwste luxewagens, ook elektrisch, natuurlijk, mét premie.
– van hun kleedjes en mantels en pakken en dassen en schoenen van tientallen en honderden duizenden.
– van hun vijf verspreide verwarmde zwembaden, maal zoveel.

Dus nee, ik weet het niet. Ook niet
– dat tonnen en tonnen plastiek in de oceanen.
– dat de oesters en de mosselen en alle vis, ja, ja, inderdaad.
– dat het erger is dan het toenmalige kwik in enkele appelsienen.
– maar is het zo erg? Ja? Nee? Want ik, ik weet het niet.

Zo.
Dus.
Ik stap in mijn wagen en rijd naar de dichtstbijzijnde supermarkt en ik koop wat fruit en groenten in hun verpakkingen van deze moderne wereld. En ik zoek naarstig mijn allerbeste en unieke en enige goed functionerende wasmiddel, en ik weet niet van het schuim, en wat het met onze aarde deed, doet en zal doen. En ik slik stik steek wat batterijen in mijn boodschappentas want die hebben we straks of morgen of overmorgen vast en zeker weer nodig. En ik slik stik steek nog een zak snoep en nog een pak boter en margarine. En ik moet nog wat vlees en ja liefst goed verpakt want het moet toch tot overmorgen. En ik betaal met plastiek en ik slik stik steek stap terug naar mijn wagen en ik praat nog wat met een vriendin met mijn raampje open en de motor draaiend. En de vriendin neemt snel afscheid want ze moet alweer naar huis want het product voor het water van het zwembad, jeweetwel.
Nee, ik weet het niet.

Ik zet de radio aan.
De hoogtepunten van het nieuws.
Nee, ik weet het niet.
Ik verander van zender.
Sportberichten.
Ik verander van zender.
Muziek.
Ik luister naar het nieuwste van het nieuwste.
Die cd moet ik, moet ik hebben.

OFF & OFF

KIEFER THE MORGENTHAU PLAN

Anselm Kiefer, The Morgenthau Plan, 2012. (herh)
‘I think Beauty is first’ (Anselm Kiefer)
(Photo Credit: Courtesy the Gagosian Gallery, photograph by Charles Duprat, via the Albright-Knox.)

 

‘Nee Jef, ik heb er genoeg van.’
‘Maar waarom, Nikki?’
‘Daarom Jef.’
‘Nikki, serieus. Leg me uit waarom. We zijn vrienden.’
‘Ik heb er genoeg van, Jef. Het is welletjes geweest.’
‘Maar het was toch mooi, Nikki?’
‘Ja, Jef, het was mooi. Soms zelfs erg mooi. Mooie dingen, ook. Maar het is gedaan.’
‘Oké, Nikki. Jij beslist. Maar toch is het jammer en ik zal het missen. Jij zelf ook.’
‘Ja Jef, dat weet ik. Maar genoeg is genoeg.’

 

&

 

‘Het moet gedaan zijn, Nikki.’
‘Wat Jef? Dit, Nikki. Dit allemaal.’
‘Hoezo, genoeg, Jef? Dat kan toch niet?’
‘Jawel, Nikki. Het kan perfect. Genoeg is genoeg. De maat is vol, zeg maar.’
‘Serieus, Jef? Meen je het echt? Je zal het missen.’
‘Ja, Nikki. Dat weet ik. Heel erg zelfs.’
‘Ik zal het zelf ook missen, Jef.’
‘Ja, Nikki. Dat weet ik. Kom hier, dat ik je een knuffel geef.’
‘Ik zal huilen hé Jef.’
‘Ik ook, Nikki.’

FIETSEN EN MOTORS

jouw land

 

‘Een mooi vak,’ zei Berto. ‘Maar het zal je moeite kosten wat te doen te vinden. Fietsen en motors. Die eten ’s winters niet, zoals paarden en wij. Je zou dubbel zoveel werk kunnen doen, maar hier begrijpen ze dat niet.’
(Cesare Paves,  Verzamelde romans ‘Jouw Land’, ‘Jouw Land’, II)

VERHAAL VAN DE DAG: DERTIGDUIZEND KLEINE MANNETJES


PAUL KLEE AD PARNASSUM 1932Paul Klee, Ad Parnassum (herh.)

 

Dertigduizend kleine mannetjes liepen over het aarden pad

in de richting van het bos.

In het bos maakten ze een piramide, tot ze hoger dan

de bomen.

Ze kwamen niet op televisie.

Ze kwamen ook niet in de krant.

Er was zelfs geen enkele toeschouwer.

De dertigduizend mannetjes bleven een uur lang staan,

in piramidevorm.

Torenhoog, tot boven de bomen.

Ze bewogen niet.

Vervolgens braken ze de piramide af, klommen ze een voor een naar beneden,

tot ieder van hen weer gewoon een van de dertigduizend kleine mannetjes was

en liepen ze, over het aarden pad, heel eenvoudig het bos uit.

HELEMAAL

HELEMAAL ZON

..
Vandaag werd ik, door toedoen van een

Zwoele

stem

Helemaal

wakker.

..

Minder dan een minuut later werd ik een

Volgende

keer gewekt door een op de wolken beukende

Zon

die, behalve op de zijkanten van dat grote dek,

maar niet wou verschijnen

en nog een minuut later werd ik nogmaals gewekt door enkele

Achtergrondgeluiden

van Brahms en U2

en dacht ik dat

Dacht ik dat.

..

De Zon bleef beuken op haar de dag overheersende

Grenzen

van donkergrijs en blauw

en zei

dat het een gans andere

Dag

zou worden:

– hortensia’s in alle kleuren

– rondslingerende portemonnees

– geen dwingende achtergronden

– kleurrijke knikkers en kikkers

– mosselen, kreeften

– waters en andere dranken.

..

Nog steeds op de

Grenzen

van heldere en regenachtige uren

drong ze aan:

“Het wordt een gans andere dag,

Namelijk

– hortensia’s in donkerblauw, wit en roze

– het mooie lichtgroen van de hagen van de voor- en achtertuinen

– Peterselie

– kronieken

– Histories

van grote en kleinere mensen

– gesprekken over haarzelf,

De Zon,

die nog twijfelt over

het links of rechts van haar

Grenzen.”

..
(foto dd. 2/7, tekst dd. 3/7)