DE OUDE SCHELDE, RICHTING DE BRON

Eerst was hij hier en nu is hij daar. Dat is de normaalste zaak van de wereld. Het was zo gepland, weet ik. Hij knoopt zijn das los, ademt diep in en uit, glimlacht. ‘Hop hop, een volgende stap,’ zegt hij.

Vier jongen vrouwen dansen tussen de bloementapijten.

Hij bespreekt het met zijn vrouw.
Ja, ik wil terug verhuizen, ik wil terug naar de oevers van de oude Schelde, daar woonden we goed,’ zegt zij.

Ze letten er op dat ze de tapijten niet aanraken. Iedere bloem moet intact blijven.

‘Dat kan,’ zegt hij. ‘Maar ik zal vaak in het buitenland zijn.’

Veel uren laten zijn ze volledig uitgeput. Ze vleien zich naast het grootste tapijt. Ze rusten en

‘Dat geeft niet, zolang ik de oude oevers maar vlakbij weet, zolang ik het riet en het water kan horen. Zolang ik de bomen aan de overkant,’ zegt ze.

vallen in slaap. Ze dromen. Over prinsen, groot en klein, over danspassen, over grote of kleine levens, ooit. Ze glimlachen in hun slaap, alle vier.

‘Ik mis die bomen,’ zegt ze. ‘Wat doe je?’ vraagt ze.

Ze dromen voort. Witte rozen, witte anjers, witte lelies, witte orchideeën, danspassen, prinsen,

‘Ik zou eens in de krant, ja, en overal. Naar wat was en wat is. Sommige wegen kronkelen, maken zelfs rechtsomkeer,’ zegt hij.

tot ze wakker worden. Ze staan recht, zien de bloementapijten, glimlachen naar elkaar,

‘Ja, zoals wij, nu. Terug naar de oevers van de oude Schelde, naar het kleine gemeenteplein vlakbij de rivier, naar de ruisende bomen,’ zegt zij.

‘Ja,’ zegt hij.

dansen.

EN HET WITLOOF MOCHT WAT LANGER

Het is dat de tomatensoep / Het is dat de economie / Het is dat al die doden / Maar zet je aan de rand van het bos en kijk

Maar goed, het is niet erg, volgend jaar zullen we de pompoenen / vooral over de bitcoin / en die vent blijft maar mensen weigeren / en er zijn ook fazanten

En misschien een loterij voor de pakjes / maar natuurlijk ook over de Nasdaq, en zo / en de andere minister kent de waarde van honderd euro niet, zelfs niet van tien / en ijskristallen, zoals we ze noemden

En het witloof mocht wat langer stoven / en over de sterkte van China en over de vervuiling, / hun afstand tot de echte mens is onoverbrugbaar / en je kunt blijven kijken en kijken

En een aparte hoek voor de kinderen, met of zonder televisie / over de investeringen van Zuckerberg en over zijn ganse maand vakantie / want ze praten over de aandelen die ze het vorige jaar kochten, verkochten / en het meer

Goh, god, zegden ze, kijk toch eens, net of het is zomer, zegden ze / en over startups en dat kleine Belgische bedrijfje / maar ze vergeten dat in de kampen, en achter de hekken / en het eiland, in datzelfde meer.

EEN ENCYCLOPEDIE, TWEE

The_Scream
Der Schrei der Natur (The Scream of Nature) (Edvard Munch)

(merci Patrick R., Martin P. en Bob D.)

Ze zeggen ‘Het is allemaal normaal en ze schieten en ze doden en ze laten langzaam sterven.’

De deurbel.

Ze zeggen ‘Het blijft normaal en we hakken een vinger, een hand, een hoofd af.’

Nog eens, de deurbel.

Ze zeggen ‘Het moet want we moeten ja moéten onze man staan en we nemen onze geweren

Ik doe open.

en we maaien wat kinderen en wat volwassenen neer

Het is een verkoper.

en we nemen nog een vracht extra geweren en we maaien de bevolking

De man leurt met encyclopedieën.

of we verkrachten hen eerst en we beginnen met de mooiste meisjes

Ik zeg tegen de man ‘Meneer, het is 2016!’

en dan nemen we de oudere vrouwen, dan de jonge mannen en dan de oudere

De man antwoordt ‘Ja, mevrouw, en dan?’

en dan maken we gehakt van de kinderen, lekker vers en lekker jong

De man zegt ‘Ik moet ook mijn brood verdienen hé mevrouw en daarbij

en we zeggen dat de verkrachtingen en de gehaktmolens, dat zij moeten, moéten,

deze encyclopedieën zijn van alle tijden,

omdat de wereld toch al om zeep is en omdat we willen bewijzen dat wij beter en sterker zijn

kijk maar’, zegt ‘m.

en omdat we dat willen tonen door Uit te Hongeren en door te Verkrachten en door Neer te Maaien, zodat u goed weet dat wij De Grote Bazen zijn

‘Kijk maar naar de prenten in mijn dikke boeken,’ zegt ‘m.

en dat de hele wereld naar ons moet opkijken

Maar ik herhaal ‘Meneer, het is 2016

en dat ze naar onze pijpen zullen moeten dansen of dat wij moorden en zo voort en zo voort,’

en het internet is miljoenen keren groter dan al uw boeken samen, meneer.’

zeggen ze, brullen ze.

De man met de encyclopedieën huilt. ‘Ik heb vijf kinderen en ik heb geen werk en geen geld, mevrouw,’ zegt hij. ‘Ik wil dat mijn kinderen een goede opvoeding krijgen, dat zij studeren, dat zij een mooie plaats in onze wereld vinden.’
‘Maar meneer, een mooie plaats?’
‘Ja mevrouw,’ zegt hij.
‘Denkt u dat die mooie plaatsen blijven bestaan, meneer? Of dat er over tien jaar nog mooie plaatsen zullen bestaan, meneer?’
‘Ja, mevrouw.’
‘Gelooft u dat echt, meneer?’
‘Ja, mevrouw. Dat geloof ik echt. Ik geloof in het voortbestaan van mooie plaatsen.’
Ik koop een van zijn boeken. Geen ganse reeks; het internet is immers miljoenen keren groter dan al zijn boeken samen.
Hij bedankt me. ‘En over tien jaar kom ik terug,’ zegt hij. ‘Met foto’s.’

[sic], [sic] en [sic]

DOORBOORD

Vandaag, mijn vriend, zijn ze er in geslaagd, mijn vriend, om meer dan honderd kinderen de dood in te jagen. Vandaag, mijn vriend, tonen en zeggen de moordenaars dat ze onverdraagzaam zijn en zullen blijven, en dat er nog meer doden zullen vallen.

Ondertussen, op een ander deel van onze planeet, kloppen minstens vijf bedrijfsleiders zich op de borst en roepen zij dat zij de beste zijn, dat zij de prijs voor de beste ondernemer verdienen. Wij, op dit verre deel van de planeet, wij hebben geen tijd voor de nieuwsberichten over de doden. Enkel dat ene journaal over onszelf, de groten, de vijf bedrijfsleiders, is belangrijk.

Vandaag, mijn vriend, kleurt de aarde voor de zoveelste keer donkerrood. Het is het donkerste rood van bloed, met in zich de meest schuldige voetstappen, mijn vriend.

Op een ander deel van onze planeet wordt er om nog meer prijzen gevochten. Prijzen van beste reportages en liedjes, prijzen van bestverkopende boeken, prijzen van duurste medicijnen, prijzen van mooiste dassen en mooiste outfits op weer een volgende prijsuitreiking. We trekken ons van de doden en van het donkerste rood van het bloed helemaal niks aan, we willen enkel checken of onze dassen rechtzitten en of onze haren in de juiste plooi liggen, want een andere plooi zou wel eens verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden.

Vandaag, mijn vriend, huilen en schreeuwen de harten van diegenen die de dode kinderen zagen.

Op een ander deel van de planeet is er een enorme overvloed aan eten. We gooien per dag tonnen en tonnen voedsel in de vuilnisbak. We zeggen dat dat normaal is, en bedekken het afval met een of andere politieke vlag en met onze oprechte excuses.
We trekken de context uiteen en zeggen dat we het beter doen en weten dan onze collega’s, en we sleuren hen eens goed door het slijk, alsof we niks anders te doen hebben.
Misschien hebben we inderdaad niks beters te doen. Misschien moeten we terug wat normaler wezen, en in onze tuin zitten, en het onkruid wieden, en naar onze kinderen kijken.

Vandaag, mijn vriend, stierven ze. Hun lichamen werden doorboord, mijn vriend. Hun lichamen werden doorboord, mijn vriend. Hun lichamen werden doorboord.

Op een ander deel van onze planeet bekvechten wat parlementariërs en politici. Over het al dan niet nemen of uitstellen van duizendste beslissingen, over hun namen in de kranten (‘Hoe groot en vet was jouw lettertype?’) Over het al dan niet rijden met kleine of grote auto’s, met fietsen, met gratis of betalende bussen en treinen. Over een postje links of rechts. Over ongeacht, maar dan ook ongeacht wat.

Vandaag, mijn vriend, breken onze harten. Vandaag worden we weer eens wakker. Vandaag, mijn vriend, denken we weer eens iets meer dan anders aan de zoveelste tientallen doden.

Op een ander deel van de planeet stroomt de slagroom over de roltrappen van de winkelcentra. Lego-speelgoed springt er door de uitstalramen. De geuren van honderdduizenden soorten parfum vullen er de wandelgangen. We weten dat al die parfums op ons wachten. Zelf kunnen we niet langer wachten, we springen in onze auto en rijden er naartoe. We moeten en zullen ze kopen.

ET CETERA

Dikke merci aan Patrick Roefflaer voor het schrijven van zijn Bob Dylan-boek, ‘Bob Dylan in de Studio’.

In dat artikel is nog sprake van de wisselkoersen van de Duitse Mark en die van de Belgische Frank .
Een meisje loopt door een bloemenweide.
Het artikel is minstens twintig jaar oud. Ik vond het, onderin een kast in de berging in de oude bakkerij van mijn oom.
Het meisje heeft een krans van madelieven in haar blonde haren.
Hij heeft het artikel bewaard. Ik weet niet waarom.
Haar ouders kijken vanaf de rand van de weide.
Hij was niet alleen bakker, hij was ook amateur-econoom en had zelfs wat aandelen.
Ze rent naar hen toe en zegt dat ze het vanaf nu wel alleen kan.
Hij kocht, bijvoorbeeld, aandelen van het Woluwe Shopping Center.
Ze kijken nog eens om en zien hun dochter. Ze heeft de krans niet langer op het hoofd, maar houdt haar in haar handen.
Die hebben veel geld opgeleverd. En er was ook iets van het Gemeentekrediet, en van de Generale Bank, in Noorse Kronen.
De ouders gaan alvast naar huis. Het meisje loopt nog eens rond de bloemenweide.
In het artikel heeft hij een alinea aangeduid.
Er is ook een rivier en we zien zelfs een meer en een zee.
Iets over de investeerders van een ander vastgoedproject.
Het meisje kijkt. Ze ziet links de eiken, rechts de treurwilgen, ze ziet de wandelaars en de vissers met hun gevulde manden.
Hij heeft de namen van de investeerders aangeduid.
Natuurlijk ziet ze ook de blauwe lucht, et cetera.
Misschien wou de bakker analyseren, onderzoeken, prospecteren, meer aandelen kopen?
Het meisje glimlacht en loopt onder haar blauwe lucht.
Kocht hij?
Ze verdwijnt.