Ja, ik ben springlevend.
Ik liep net nog door de supermarkt.
Ik reed met de auto.
Ik speelde met de hond.
Ik at zelf-geïmporteerde oesters.
Daarna begon het tellen. Tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig, tachtig, negentig, honderd. Honderd minuten.
Meer dan anderhalf uur duurde het.
Het was een kijken.
Vijf zwaluwen, een zonsondergang, een plant die rode blaadjes moet krijgen, een rozelaar die gesnoeid mag worden, een jonge vlinderboom, een, een, een
Ik herbegon.
Tien, twintig, dertig, veertig
Ik voelde mijn keel, ze werd dichtgeknepen
Mijn ogen bewogen niet meer en mijn keel, mijn keel.
Ja, ik ben springlevend.
Ik liep net nog door de supermarkt.
Ik reed met de auto.
Ik at een stuk fruit en nog een.
Ik praatte met iemand.
Jaja, springlevend.
Vind ik leuk:
Like Laden...