BURNIN’

‘Duizenden felle branden,’ zei hij.
‘En woedende aardplaten,’ zei hij. ‘Maar we zeggen dat we de brandjes zullen blussen en dat we de aardplaten met wat beton kunnen stabiliseren en helemaal kalmeren. We gooien er nog wat plastiek bovenop. En we roepen dat er overal meer dan genoeg water is en dat wij het toch wel echt goed weten, zeker? En dat gedoe over verdwijnende wouden is ook zever, zeggen we. Wij zijn maar mensen, toch? We doen wat we doen en we pakken wat we nodig hebben en we betalen er nog graag voor ook en als we het nodig vinden nemen we een lening of twee of drie zolang de banken hun akkoord maar geven en zo kopen we onze luxe want ja we hebben al die spullen echt nodig en dan is de economie weeral content en kunnen er weer wat mensen aan het werk en zullen die ook weer wat kopen en dan vliegt er weer ergens anders een half continent in brand of wordt het door de kwaaie zee overspoeld en verdrinken er een paar mensen en zo voort en zo voort,’ zei hij.

OP EEN KIER

Wat doet u hier?

Dag mevrouw.

Meneer, wat doet u hier?

Beste mevrouw, de deur stond op een kier.

En u kunt niet lezen? Er staat toch ‘Geen toegang’?

Ja, maar ik zag een glimp van uw werk. Is dit uw tentoonstellingsruimte? Zijn al die werken van u? Wat doet u, wat maakt u?

Ziet u dat niet, meneer? Ik maak vierkanten en rechthoeken, driehoeken en parallellogrammen. Ik maak ook zeshoeken, achthoeken, ontbrekende zowel als oneindige hoeken en alle maten van cirkels – van het kleinste punt tot de grootste planeet.

Ja? Ach ja, nu zie ik het. Hoogst interessant. En de kleuren?

Meneer, u bent blind. Ik werk met zwart en daardoor ook met het licht. En met oranje en groen en blauw en en en. En met de kleuren van het gras en van het water en van de lucht en het heelal, maar ook van het beton en van het staal, in al zijn RAL-kleuren. En titanium en goud, natuurlijk. En en en. Dat ziet u toch? Of niet?

Heu ja. En?

Wat, en? Mensen, natuurlijk. En hun maaksels. De politiek, de economie. Maar ook hun telramen en hun castagnetten. Hun suikerklontjes en hun tandwielen. Hun driewielers en hun vuur. Hun uurwerken en hun duivenhokken. Ziet u het niet? Wat komt u hier doen? Op de deur staat nog altijd ‘Geen toegang’, meneer.

Excuus, mevrouw.

Geen toegang, meneer.

——————————————————————————————–

De ‘tentoonstellingsruimte’ werd me aangereikt door Heidi. Met dank.

WIT

Het zit te ver.
.
.
Nee ik kan er niet aan.
.
.
Nee en ook alsof er (nog) een deksel op zit.
.
.
.
Mss moet het zo.
Mss moet het niet zijn.
.
Ja het zit te ver. Mijn armen zijn te kort of liever mijn hersenen zijn niet soepel genoeg. Mijn geheugen. Ik zal ze allebei wat laten gymnastieken. Oefen links, rechts, ondersteboven, ondersteboven en in salto’s, zou dat nog lukken?
.
Een kleine diamant in het midden, omgeven door de weidemargrieten van gisteren maar dan in een mini-formaat en met vooral witgouden bloemblaadjes behalve hier en daar een geelgouden. Maar het geelgoud is in de minderheid, niet eens vijf procent, schat ik denk ik.
.
Ik zou kunnen overschakelen op boekhouding en rekenen.
.
Lol. En Nee voor het overige kan ik er niet aan.

ZEVENENVIJFTIG

Mix het met wat
Mister E en met
Nico

en gooi er een zin of
twee
drie van
e e cummings en van
Pavese
bovenop en

mix it, shake it.

Dan nog een
begonia of een
weidemargriet of een
steenraket of een tak van de
rode oleander en

mix it, shake it
en het is een verhaal.