NOT SUCH A SONG

echo

Het hoeft geen liefdessong te zijn, het kan vanalles anders zijn, een blik op de zee, een steun in de rug van warm hout en warme klanken, van het ritme, van een toon die de hoogte in gaat en de gedachten meeneemt naar een oneindigheid die voor menselijke lichamen onbereikbaar is.

Geen armen, geen benen, geen lichaam, slechts een gedachte die bestaat op de bijna onhoorbare vibraties en in de klanken van warm hout.

ZWART 2 – MAAR NATUURLIJK

We gaan op reis en we spelen leuk haasje over: over neergestorte vliegtuigen en over uiteengereten lijken. Ja, natuurlijk hebben we het in de krant gelezen, en op de radio gehoord, en op de televisie gezien maar natuurlijk moeten we op reis vertrekken en spelen we haasje over met alle nog te komen ontploffingen.
De krant moet in de handbagage, een oog valt op een foto, we zien een afgerukte arm en die grijpt ons even naar de keel maar we proppen snel eerst een extra T-shirt in de valies en kijken op de klok en vragen ons af wanneer de taxi ons komt oppikken en of er onderweg naar de luchthaven geen file zal zijn.
We mogen vooral onze tablet niet vergeten.
En die vrolijke bermuda.
En het zal toch niet regenen?

222 eva vds 6
Afbeelding: Eva Vanderstappen, voor Merel en Mus.

ZWART 1 – ANNA

Anna bonkt met haar hoofd tegen de muur. Bonk, bonk, bonk.
Timmy komt net binnen en ziet het. Hij grijpt haar vast en probeert haar met al zijn macht van de muur weg te houden.
“Anna, waarom doe je dat toch?” vraagt hij.
“Omdat ik de wereld niet begrijp,” zegt Anna. “Omdat er vliegtuigen neergeknald worden en omdat er huizen van mensen ontploffen. En omdat er oorlogen, en verkrachtingen, en afgerukte ledematen zijn.”
“Anna, dat bonken helpt niet,” zegt Timmy.
“Ik weet het, dat het niet helpt. Ik kan niet huilen, maar het verdriet is te heftig. Ik heb geen tranen, Timmy, dus ik kan alleen maar bonken.”

pierre soulages
Pierre Soulages. Afb via http://www.pierre-soulages.com

EN OVER, EN OVER

“En over de liefde, Jef.”
“Ja, Nikki. Daar moesten we het nog ’s over hebben. En over vriendschap. Weet je, ik vind dat ze dat van in de lagere school moeten onderwijzen. Een lesuur per week. Een leven lang les.”
“Wat, Jef?”
“Over liefde en vriendschap. Maar ook over haat. Over macht, over angst, over aandacht, over egoïsme en altruïsme en al hun soorten. Iedereen zou les moeten krijgen over al die dingen. Eeuwig.”
“Ja, en wat dan, Jef?”
“Dan zou de wereld anders zijn, denk ik. Dan zouden de mensen anders zijn. We zouden beter begrijpen. Misschien. Nee, in ieder geval. Maar bon, ik ben maar een gepensioneerde melkboer en niemand zal naar mijn raad luisteren. Ha.”
“Tja, Jef.”
“En over eenzaamheid, Nikki. Maar ook over verslavingen. Over dromen, ook.”
Jef neemt zijn pijp, rookt en kijkt naar de voorbijgangers.
Nikki staat op en gaat naar huis.

hopper rooms by the sea
Edward Hopper, 1951, Rooms by the sea.

VERDRIET

“Wat is er, Nikki? Waarom ben je verdrietig?”
“Om hem, Jef.”
“Jouw vriend?”
“Ja, Jef.”
“Waarom, Nikki?”
“Ach, Jef. Hij beloofde me het mooiste jaar van mijn leven, maar ik zag hem niet meer. Hij lijkt van de aardbodem verdwenen.”
“Misschien is hij ziek, Nikki?”
“Nee, Jef, hij is niet ziek. En ik weet dat hij thuis is.”
“Bel hem?”
“Nee, Jef, ik bel hem niet.”
“Ben je nu alleen, Nikki?”
“Ja, Jef. Alleen.”
“Maar je hebt mij hé Nikki?”
“Ja, Jef, ik heb jou.”

MAART

“We zaten op café en we dronken wat, hij een Duvel ik een pint en hij zei ‘Jef, ik wil uit het leven stappen’ en ik antwoordde dat diegenen die dat zeggen, dat die dat niet doen en eerst zweeg hij en bestudeerde hij zijn knieën en dan begon hij over iets anders, hij zei dat hij blij was dat het de laatste dagen goed weer was en dat hij het zonlicht gemist had, die donkere februarimaand had hem geen deugd gedaan, zei hij, maar maart bracht eindelijk het begin van de lente, ‘dat is goed voor mij en goed voor al de andere mensen,’ vond hij en natuurlijk had hij gelijk.

We dronken.

Hij nog een Duvel, ik nog een pint maar hij zei dat we dan maar eens moesten opstappen, hij wou een gebraden kip van het kippenkraam, de kippen van het grootwarenhuis waren niet zo lekker vond hij en met een grote kip had hij voldoende voor twee dagen, dat scheelde de rompslomp van het kiezen en kopen, ‘Marktdagen zijn goed, ik koop hier ook mijn groenten,’ zei hij, ‘Maar eerst toch nog een kop koffie, we zitten hier goed,’ zei hij.”

saul leiter wet window
Saul Leiter, ‘Wet Window’, 1960

WOOLF

Drie woorden volstaan, soms. Bij wijze van spreken.

‘Pointz Hall liet zich in het licht van een vroege zomermorgen kennen als een middelgroot huis.’

‘ …, snoepgoed rolden en … ‘

‘De kleine jongen was achterop geraakt en graaide in het gras.’

‘Wroetend op zijn knieën bezag hij de bloem in haar volheid.’
‘Toen ik opkeek, was de wereld vies, mevrouw Swithin.’

(Uit : Virginia Woolf, ‘Tussen de Bedrijven’ in de vertaling van Erwin Mortier, blz. 26 – 29 – 30 – 30 – 84)

KOFFIEBOON

Daar is Mark weer.
Hij zegt: “Mijn naam is Koffieboon,” “Maar dat is een billenkletser,” zegt hij, en niemand lacht en Mark herhaalt: “Mijn naam is Koffieboon,” en nog eens, en nog en hij verheft zijn stem en zegt hij heeft een rivier, een rivier vol koffiebonen, zegt hij, en hij kletst zich alweer op de billen.
Mark zegt, Mark groet en ja, hij groet de paarden en de borderbloemen, hij groet de luchten, hij neemt een potlood en tekent een olifant in de wolken, twee, drie, en een leeuw en een vlinder en een arend en hij stijgt nog hoger: tot daar waar water in de lucht ijs wordt, Mark zegt dat de ijskristallen soms net boven de aardkorst zweven en ze zijn bijzonder zeldzaam en zo klein dat je ze niet, of bijna niet kunt zien, en toch, toch bedekken ze het mos en aaargh, we zijn in het Amazonegebied, en dan bij de watervallen, en dan bij de grootste bomen, en dan tussen de apen, en holala, “Mijn naam is Koffieboon,” herhaalt Mark, en niemand lacht en hij herhaalt en vraagt of hij dan de enige is zonder astma, hij zuigt zijn longen vol, zijn longen worden blauw van het vele, en van de hoogste lucht, en van de fracties beeld van de platanen, gesnoeid! werden ze, zodat het licht!” zegt Mark.
stevenson
Afb via Biblioklept: Robert Louis Stevenson, To Any Reader.

MARK ZEGT HET IS HIER NOG ECHT

“In dat ene boek – het verhaalt over een toekomst – was alles grijs en bestond de schoonheid van de wereld niet meer. Ter compensatie kon je jezelf er op een verblijf in een kamer trakteren, gedurende een uur of zo, je kon je in een stoel installeren, het licht ging uit, je was alleen in de kamer en op een groot scherm werd een natuurfilm geprojecteerd. Groene en blauwe beelden, doorspekt met koeien, leeuwen, vogels, spelende kinderen, bergen, oceanen, bomen, meren, Middellandse Zeegebieden – paradijzen op onze oude aarde die volgens dat boek niet meer bestonden – en Bach op de achtergrond, of andere muziek, naar keuze. Gelukkig maar dat het hier, in onze echte wereld, zo ver nog niet is gekomen en dat we onze Achtertuin maar hoeven in te lopen, om de schoonheid van de natuur te kunnen aanschouwen. Eiken, esdoorns, platanen, paddenstoelen en eekhoorns, paarden en schapen.”
(Mark)

THE SKY IS THE LIMIT, ISN’T IT.

Het was een klein trekje met de linker neusvleugel, niks anders. Heeft iemand dat ooit bij hem gezien, denk je? Dat kleine trekje? De neusvleugel bewoog amper, zou hij het zelf ooit gevoeld hebben?

Ondertussen? Ondertussen keek Jef naar de stapstenen en naar het asfalt van de straat. Hij zag het begin van een mierenkolonie. Nikki vroeg wat hij deed en Jef zei: “Ik kijk.”

Ondertussen? Ondertussen staat de andere man op een hoek van een kruispunt. Hij draait in het rond en neemt alles wat hij ziet in zich op. The Lady in Red, een half zebrapad, een barst in een gevel, een nieuwe laag verf op een oude voordeur, een jong koppel, een auto met een lekke band, een vuilniswagen, een rokende vuilnisman, azalea’s, een lege visbokaal bij het afval, een file in een straat, een andere, lege straat, zes, nee zeven wegwijzers, een postbode op een scooter, de openstaande deur van een slagerij, een vrouw met een boodschappentas.

Ondertussen? Ondertussen staat de maan nog vol aan de heldere hemel. Het is een zeldzaam iets, is het niet?

Ondertussen? Ondertussen droomt zij van de watervallen van Iguassu. Ze herinnert zich het pad met de papegaaien alsof het niks was. Met de helikopter wou ze niet, zei ze. Het was veel te duur, natuurlijk, maar het uitzicht was ook zo al overweldigend, waarom moest het dan nog verbeterd worden? Kon het wel verbeterd worden?

Ondertussen? Ondertussen ergens een man op een fiets. Hij rijdt naar de lagere school. Hij moet zijn zoontje ophalen.

De neusvleugel bewoog amper.

Ondertussen een bron die flessenwater wordt. Het merk wordt geëxploiteerd, geëxporteerd, vermenigvuldigd, verbeterd, nog verbeterd, voort gecommercialiseerd voor de wereldwijde markt, men verandert het etiket, men vertaalt, men berekent de kosten en de winsten, de aandeelhouders, het management.

Ondertussen? Een kleine man, zo noemen ze hem, hij is vier, hij heeft een verfborstel en gebruikt bij voorkeur blauw en wit en op die leeftijd heeft hij al weet van de ijskristallen, hij houdt het hoofd schuin en schildert, even later stopt hij en zet hij het volume van de radio luider, hij luistert naar het weerbericht, het hoofd nu schuin in de andere richting.

Ondertussen? Ondertussen werd de mierenkolonie beter zichtbaar, ergens bouwen ze maar niemand weet waar.

Het was een klein trekje met de linker neusvleugel, niks anders. Heeft iemand dat kleine trekje ooit gezien, denk je?

normandy
Normandië, de verandering van het licht. oude foto van mezelf (herh.)