‘Mijn brood verdienen. Huisje, tuintje, keukentje.’
‘Luxe? In beperkte mate. Een goed fornuis, een degelijke auto. Een warme trui in de winter. Een tuin met een badmintonnet.’
‘Mijn drie zonen goed en veilig zien opgroeien. Dat zij goede mensen worden. Dat zij gelukkig zijn.’
‘Neen. Rustig oud worden. Iedere dag met de hond gaan wandelen. Mijn zonen helpen als er bomen gesnoeid of gekapt moeten worden. Nog met de bijl kunnen werken.’
‘Los. Op de grootste weide van Londerzeel. De beek loopt erachter. Zeker vijfhonderd meter. Een enorm groen terrein. Daarnaast de restanten van de aardappelen. Nu toch. Het is het seizoen.’
‘Nee. Met kettingzaag en bijl. Zagen, klieven. Het gras maaien mag ook. Het hout stapelen. Een bloemenweide. Hortensia’s in de voortuin.’
‘Blauwe.’
‘Lezen. Een boek per week. Of twee. In een Stressless. Luxe, dus toch. Met warme sokken aan. Of in augustus, op het terras. Vijfentwintig graden en een goede tuinstoel. Of ik zeul de Stressless naar buiten, hahaha!’
‘Nee, geen wijn. Doe maar gewoon water. Levenssap, dat water.’
‘Dank je.’
‘Ja, de zonnebloemen van Van Gogh. Ja.’
‘Doe ik.’
Afb. : Vincent van Gogh, Vaas met vijftien zonnebloemen (Arles, augustus 1888)