Ik vind hun gekrijs afschuwelijk. Ik denk dat ze familie zijn van de duiven.
Ha, ha, dat kan bijna niet anders. Misschien, lang geleden.
Ja, en ze schijten ook alles vol. En dat eeuwige gekrijs. Ik hou daar niet van.
Nee en van duiven hou je ook niet.
Nee. Kom, we gaan naar beneden. Ik wil beter kijken. Misschien ligt de boot van Peter er.
Maar dat mag niet!
Och toe. Het deurtje is open. Kom.
Maar het is niet toegelaten. ‘Enkel voor boothouders,’ staat er.
Ik heb een boot.
Ja, maar die ligt hier niet.
Nu niet. Kom.
Wel een slim systeem hé, die pontons.
Ja. Simpel en goed.
Eb en vloed.
Ja.
Daar, weer, een massa meeuwen.
Het gekrijs. Zulke lelijke beesten.
Tag: phare
GROOT
GROEN EN KOEIEN
Saussemesnil
Groot. Te groot.
Maar mooi.
Te veel werk in. En de verwarming….
Ja, ik weet het.
Heb je de kogelgaten gezien?
Ja.
Maar ideaal.
Nee, te groot. En zo veel werk. Het is in slechtere staat dan dat van madame Paris.
Ja. Nee. Denk je?
Ik ben er zeker van.
Ik begrijp die kelders niet.
Kun je langs die trap naar boven?
Nee, het is op slot.
We kunnen niet binnen?
Nee.
Iemand is er al aan begonnen. Zie je dit? Dit is recent.
Er is wel veel plaats.
Grote garage.
Ja.
Vlakbij het kerkhof.
Ha, ha. Dat kan geen kwaad.
Nee.
Mooie tuin.
Ja.
Mooi uitzicht.
Ja. Groen en koeien.
Ja.
LA SAISON EST FINIE
La saison est finie! Hangt er op een deur in Saint Vaast La hougue. De vele toeristen blijven sinds enkele weken weg en de inwoners zijn daar blij mee.
We bezochten iedere viswinkel van het kleine stadje, maar er waren nergens krabbenpoten te vinden. Complete krabben ja, en oesters in alle maten. En vissoep en croutons. Misschien zou dat ene restaurant?
Ja, waarschijnlijk.
Denk je? Zullen we zo’n bokaal vissoep kopen?
Ja, twee. En rouille.
Zou dat lekkere soep zijn?
Ja, dat denk ik. Je kunt ze tot 2018 bewaren, zegt het etiket.
Haha.
Dat ene restaurant zal wel
Ja, dat denk ik ook.
Het zal wel normaal zijn.
Ja.
Maar geen krabbenpoten.
Nee.
In Cherbourg. Daar hebben we er vorige keer gekocht.
Ja?
Ja.
Voor onze fruits de mer.
Ja?
Ja.
Weet je nog waar die winkel is?
Ongeveer.
Als hij open is.
Ja. Het seizoen.
Ja, maar het is een viswinkel. Rijden we?
Oké.
Ik zal deze keer een visitekaartje vragen.
Als we hem vinden en als hij open is.
Ja.
LE BLEU CHANGE
Ik vertelde over het licht bij de Phare. De andere gasten keken alsof ze me niet begrepen.
Licht?
Le bleu, zei ik. Le bleu change.
De dame rechts van me zei dat ze daar nog niet geweest waren. Haar kleindochtertje was moe, zei ze. Geen siësta. We zijn op weekend en dan houden we geen siësta, zei ze. We komen om alles te zien, slapen is tijdverspilling, we moeten ervan profiteren, het is een lang weekend, we rijden rond, dan moet ze niet slapen, nee, nee, dat zou zonde zijn. We komen van ver, zei ze. Ze slaapt in de auto, een half uurtje hier, een kwartiertje daar, meer hoeft niet en ’s nachts slaapt ze goed. We moeten haar ‘s ochtends wekken, we brengen haar in haar pyjama mee naar het ontbijt, kijk, hoe moe ze is, ze zal straks in de auto wat slapen.
(foto: november 2015, Brillevast)
DE KAART
De kaart is weg.
Welke kaart ?
De zeekaart. Ze hebben ze weggehaald. Nu hangt er een spiegel.
Madame Carine? La carte?
Ah oui. Alain veut la mettre autre part.
Elle revient ?
Oui.
Ah, c’est bon.
Oui. Elle est bien, cette carte.
Oui.
NOE
Ils en ont trois.
Trois enfants?
Oui. Le bébé ressemble fort à son frère.
Il est costaud, le bébé.
Oui, mais il est beau. Et il a un beau nom. Noé. Comme Noé de l’arc, a dit madame Carine.
Oui, c’est un beau nom.
Comment elle fait ? Avec trois enfants, ce n’est pas evident.
Je ne sais pas. Elle as une nourice, elle dit.
Ah oui ?
Oui.
Oui, il faut bien.
Il fait beau aujourd’hui. Vous avez vu la mer ?
Oui, elle est proche.
Loin et proche. Elle change de couleur tout le temps. Il faut la regarder tous les jours.
La vue est impressionante.
Oui.
LICHT
Het licht zat goed. Blauw, blauwer, grijs, blauw, blauwer. Dat kon alleen hier. Blauw, nog blauwer. Ik ken al de benamingen van het blauwe niet. Ik nam een foto en nog een.
Er is niet te veel wind.
Nee.
Het licht is weg.
Ja.
Het licht is terug.
Ja.
Het is waar, wat je zei, van dat licht hier.
Ja. We moesten naar de Phare komen. We moeten altijd naar de Phare komen.
Word je die niet beu dan?
Nee. Het licht. We zijn geen fotografen maar je ziet het licht toch?
Ja. De vogeltjes zijn er niet.
Nee, die zijn er niet.
De rotsen zijn niet glad.
Nee.
Het is ideaal voor de hond, we hadden de hond moeten meebrengen.
Ja.
Het licht, de lucht, de wolken.
Ja.
Je wou komen.
Ja.
(Van Gatteville-Le-Phare tot Londerzeel, november 2015)
TERUG
We zijn daar pas geweest, zei hij.
Dat is een jaar geleden, zei ik. Of langer.
Op de laatste dag reden we dan toch naar de phare.
De vogeltjes zijn er niet, die vele piepkleine lopende vogeltjes. Ja, dat was hier.
Dat was ook ginder vooraan.
Denk je?
Ja, ook ginder vooraan.
De kreukeltjes liggen hier voor het rapen. Kijk, zo’n grote.
Kun je die opeten dan?
Ja, eerst koken. Tijdens het seizoen heb je de kans niet. Dan zijn ze weg voordat je ze kunt zien. Maar nu is er niemand.
Nee, niemand.
GEEN FOTO’S
Geen foto’s?
Nee.
Waarom niet?
Ik wil het moment niet vangen.
Huh?
Ik wil het moment niet vangen, zeg ik. Ik wil het moment eeuwig laten duren en als ik een foto maak, dan vang ik het. En ik wil beter kunnen kijken. Het moet me overrompelen en dat kan niet als ik dat rechthoekige kadertje gebruik.
Meen je dat?
Ja.
Geen foto’s dan?
Nee.