‘Er is een gemis, een verlangen naar, een verlangen naar verlangen, dat ook,’ zei ze, ‘maar wat blijft is de bodem van de kast, de kast zelf, de laden, de deuren en ze zal jaren blijven staan als houvast, als symbool, als stabiel baken, onveranderlijk, onverwoestbaar. De dekens passen er allemaal in, zo ook de kookpotten, de volledige voorraad droge voeding, zelfs het tuingereedschap, de lange hark, de grasmaaier, de kruiwagen,’ zei ze, ‘en de lelies, en de blauwe bodembedekkers, en de groene, en de witte van de buren, maar ik verkies de zeldzame blauwe met het grote donkergroene blad en de hortensia’s die nu klaarstaan, nog beschermd door hun groene knoppen, Freudiaans groen, ik bedoel de kunstenaar, de enige van vandaag,’ zei ze, en dat het zeer deed aan de ogen.
En ze herhaalde, bleef herhalen, ‘het is wat het is, het is niet anders, het kan niet, maar langszij, een kleinood, een A4, een vreemde naam linksonder, een tussen de handen mogen houden.’
—
Er kwamen drie, nee vier konijnen uit de kast gehuppeld maar de grootste verrassing was, dat die konijnen konden praten. Ze hadden het over het weer van de laatste dagen, over de regen, de storm, de donder en bliksem en daarna over de regenbogen en nog wat later over de blauwe lucht. Plots dacht het grootste konijn aan die ene tuin, en het zei tegen de andere konijnen dat de mensen van het hoekhuis, jeweetwel, dat huis met de grote moestuin, dat die met vakantie waren en dat de moestuin!
‘Hoera!’ riep het kleinste konijn, en ze maakten een plan, overdag, nee, dat was geen goed idee, maar ’s ochtends vroeg!
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...