STILLETJES

Uitgerekend op dat moment kwam ik Rimbaud terug tegen. Groen. Het kwam als een donderslag bij heldere hemel. Enkel groen. Ik ging op zoek naar de andere kleuren en ik dacht ‘wie zoekt, die vindt,’ maar dat was natuurlijk niet waar. Ik staakte het zoeken.
Drie dagen later was daar plots het gele.
Nog een dag later het blauwe.
Dezelfde dag ook nog het rode.
Enzovoort.
Weet je, de kleuren deden me stilletjes lachen. Ik bekeek de verzameling nauwkeurig en besliste om ze in mijn kubussen te gebruiken. Negen, natuurlijk. Ze stonden me al langer dan vandaag op het lijf geschreven. Het zou een spel van lichte en donkere kleuren worden, van licht en van schaduw, van alle schakeringen.
Lol.
Niks anders.
Kleuren, en het spel van het licht.
En nu is het jouw beurt.

TWEE KEER TWEE aka DE DOLFIJN LAS EEN VERHAAL VAN EDGAR ALLAN POE

In : De Grote Bibliotheek, Kamer 6466, Rij 48, Hoogte 2, Vak 17

Ik vond de tekst in 2003. In een begeleidende notitie stond dat hij, nadat hij gevonden werd, nog tien jaar ongepubliceerd moest blijven en dat heb ik gerespecteerd. Gedurende die tien jaar heb ik wél geprobeerd om de schrijver te vinden. Dat is niet gelukt.

De Grote Bibliotheek werd een eeuw geleden ontdekt door Professor Macharis. Zij bevat al de teksten, gedichten, verhalen en boeken van al de schrijvers. Sommige teksten blijven verborgen, andere niet.

In de jaren zestig, zeventig en tachtig onderzocht De Raad van Bijzondere & Wijze Professoren (DRBWP) of de verborgen teksten gerangschikt stonden volgens de maanstanden vanaf het ontstaan van De Grote Bibliotheek. Die idee werd gedurende meer dan dertig jaar gehandhaafd maar bleek verkeerd.

Gedurende de laatste twee jaar heeft men geprobeerd om de bibliotheek met behulp van ingenieuze software uit te pluizen en volautomatisch alle geheime teksten te vinden. Tevergeefs.


TWEE KEER TWEE aka DE DOLFIJN LAS EEN VERHAAL VAN EDGAR ALLAN POE

Twee honden, twee katten
twee biggen, twee muizen
twee leeuwen, twee kreeften,
twee arenden.
Twee olifanten, twee vleermuizen,
twee apen, twee nijlpaarden,
twee slangen, twee ratten,
twee pinguïns, twee vliegen,
een mug.
Drie mussen, een vlinder,
een roodborst, een witte muis,
twee goudvissen, twee paarden,
twee roggen, twee vuurvliegen,
twee bijen, twee kippen,
twee ezels, twee boerenpaarden in de stallen van de artisanale brouwerij in de naburige gemeente.

Zei de aap tegen de vlieg dat het mooi weer was.
De vlieg geeuwde.
Vroeg de aap of de informatie slaapverwekkend was.
Zei de vlieg dat zij niet wist wat dat betekende.
Zei de aap dat hij het aan de berken en de wilgen zou vragen.
De vlieg geeuwde.
De aap verhuisde.
Een boom, een andere boom, een grotere boom, drie bomen, een oerwoud.
Drie slangen in vergadering.
Twee nijlpaarden in het offensief.
Een krokodil, eenzaam en op haar hoede.
De slangen lieten zich aaien en luisterden naar een bijbelverhaal.
De ezels hielden het boek vast.
Ze balkten van vreugde en herhaalden, herhaalden.
De leeuw sprong van zijn voetstuk.
De leeuwin keek toe en vertrok – ze zocht haar welpen.
Een rat vond het een belevenis. Ze kocht een tweede bioscoopkaartje en liep in een cirkel rond het vergif.
Een rog verkende een nieuwe oceaan. Hij kwam een inktvis tegen, en een paard onder water, en een walvis, en een dolfijn met een groot boek op zijn rug, een boek met verhalen van Edgar Allan Poe, met illustraties.
Zei de aap tegen een andere vlieg dat het mooi weer was.
De vlieg beaamde maar had dorst.
Zei de aap dat er verderop een groot meer was.
Zei de vlieg: “Kom, we gaan op stap.”
Ergens een meer, ergens kinderen op de oevers, zij verkenden de vuilnisbelt van de grote, westerse  mens, hun handen en onderarmen waren zonder huid.
Zei de westerse mens dat dat geen kwaad kon.
Zei de westerse mens dat de schilfers normaal zijn.

De aap, hij krabde, slingerde en at noten.
De leeuw, hij vond een nieuw voetstuk.
Het nijlpaard ging op reis.
De vlieg vloog.
De bij vloog, zocht een bloem en vond een veld.
De duizendpoot, de mier, de kolonie, de stam van de esdoorn vlakbij het pad vlakbij de Amblève niet ver van Remouchamps niet ver van Luik.
Zei de vleermuis iets over het licht.
De mus zat op haar draad, de merel volgde haar, ze hadden een gesprek over het ongeluk op de autostrade.
De walvis vond een ander continent, hij spoelde bijna aan maar bedacht zich.
De dolfijn las Poe. Hij kon praten en vertelde ons een van de verhalen.

The Raven Edmund Dulac
The Raven (Poe), illustratie van Edmund Dulac, via Poul Webb

MIJN NAAM IS NEO

10948790944_ff697d3e47_c
(foto : Donna Kuhn)

Jef zegt dat er in den beginne helemaal niks was, vooral geen Fukushima en dat hij nog nooit eerder iets over die stad gehoord had, laat staan over Tepco.
Jef zegt dat hij het allemaal niet begrijpt, van het splijten en van de containers en van de opslag en van het gevaar.
Maar, zegt hij, er is iets met de besmetting van het water en van de lucht en er is wat met kankers die we allemaal hebben en zullen –
Er waren al zo veel duizenden bommen en proeven en baf ontploffingen en we leven toch ook nog, zei een expert, zegt Jef.
(Een nuchter iemand, verstopt in de coulissen maar altijd aanwezig, zegt: ‘Ja, vandaar, we hebben allemaal kanker’) (herhaling)

Jef zegt dat er in den beginne helemaal niks was, geen drukte in de straten maar ook geen mannen met een M-manie om bommenwerpende ruzie te maken
– en vrouwen.
En dat er geen zelfontploffers

en geen duizenden tonnen vet in de riolen
en geen instortende sportstadia
en geen misrekende bruggen
en geen valse dokters
en geen euro’s en dollars

(een andere stem, ook uit de coulissen, zegt: ‘Maar alvorens ik u begin te vervelen’)

Er woedt een Kerstmissfeer.
Er woedt een nieuwe mode: de kerstbomen werden gehalveerd.
En nieuwe materialen – zijdezacht, en wee, van kleur.

Terwijl de solden van Rimbaud
en een wijnrank van Pavese
Terwijl de kracht van Whitman
en een tekening van Blake

– sta ik hier, Neo. Ik ben de Baas van de Stadions
er woedt het voetbal
en veel mensen

Ik ben vooral: de Baas van Vrede
en baad mijn handen, sprankel water over al die godverdomse hoofden

wijs hen op nog groter en nog meer gejoel, op deze aarde
maan hen, ‘rustig, rustig’
maan hen, in een poging

BLOEM

Maar het is dat de ene Chinees de andere vertrappelt
en dat de wereld op z’n vuilnisbakkop staat
en dat de wereld de bloemen vergiet

so, hier en daar, on whatever new ground;
een lelie, een alpenroos, een madelief.

Maar het is dat de ene mens de andere
en dat de wereld de wereld

so, hier en daar, on whatever new ground;
een nieuwe lucht, een adem, een groenrode  halm.

220
Illustratie: Eva Vanderstappen, voor Merel en Mus.