EEN ROTS, TWEE ROTSEN, DRIE

‘We zullen stErk moeten zijn,’ zei ze. ‘We zullen moeten wErken. En stevig met onze voeten op de grond blijven staan. Doorbijten en de moEd niet verliezen.’
‘Maar we zUllen,’ zei ze. ‘We zUllen het doen, we zullen dit kUnnen en dit tot een goed einde brengen,’ zei ze.
‘Alleen al voor de Liefde,’ zei ze. ‘De Liefde voor Elkaar, ja. Maar ook vanwege de Liefde voor het lEven. Voor het blauwe van de lucht, de adem. Voor het groene van het gras en van de bomen en planten. Voor de vogels, de dieren, de mensen. Die Liefde, Al die Liefde,’ zei ze.
‘Wij dOEn dit,’ zei ze.
Ze bleef aan het raam staan.

Ze zullen rotsen, raketten en bruggen bouwen. Ze zullen stappen, lopen, vliegen (tot ver voorbij Mars, en het zal een geslaagde vlucht zijn).
De rotsen die ze bouwen zullen ze op hun schouders kunnen dragen. Ze zijn sterk, immers. Sterk en lief, zoals in liefde, zoals in graag zien, het immense graag zien dat doordringt tot in het mooiste blauwe van de lucht, tot aan het bijzondere blauwe van de krachtige kustlijnen in Normandië – bij het goede licht – en tot diep in het nachtblauwe van van Gogh.
Ze zullen hun paden volgen en links, rechts, rechtdoor kiezen, maar het pad, hun pad, zal altijd het goede zijn. Met hier en daar een eik, een berk, een linde, een esdoorn. Met zwaluwen en roodborstjes. Met de eenvoudige kleuren van de viooltjes. En met de dandelions.


(Ook met dank aan Elbow)

STOFDOEK

‘En?’
‘Jaja, ik heb het mee.’
‘Maar waar is het dan? In je handtas?’
‘Nee, in mijn jaszak.’
‘Huh? In je jàszak?’
‘Ja, ik heb grote zakken.’
‘Je meent het niet!’
‘O jawel.’

Ze haalde het pakje uit haar rechter jaszak.

‘Komaan zeg, wat is dat nu?’
‘Het beeldje. Verpakt in een nieuwe stofdoek.’
‘In een stofdoek!!??’
‘Yes. Ouderwets maar nieuw en zacht. Geruit. Geel met rood en blauw. En er zit ook nog lichtblauw zijdepapier rond het beeldje.’
‘Laat zien! Pak het uit!’
‘Jaja, straks.’
‘Nee, ik wil het zien. NU.’
‘Je zult nog even moeten wachten. Krijg ik een kop koffie? Geen melk maar wel een half klontje suiker.’

VER

Ik vraag me af waar jij bent.
Mogelijk ergens tussen een van de verschillende tinten blauw, denk ik. Of misschien wat dichterbij, tussen of in of net boven de enorme lagen groen.
We hadden elkaar nog aangeraakt. Of nee, net niet. Een vluchtig kruisen van onze wangen, rakelings. Ik zoek een ander, beter woord voor ‘kruisen’ maar ook dat woord hangt ergens onbereikbaar, tussen al dat azuur- en koningsblauwe.

Ik hoor je roepen. Ik kan de zinnen en woorden niet verstaan. ‘Overal, nergens,’ denk ik te horen. Ik spits mijn oren wat beter en hoor ‘Weg, langs het wandelpad.’
Ja?

Er zit niks anders op. Ik moet me erbij neerleggen. Hoe zeggen ze dat? Vrede mee nemen? Ja? Moet dat? Of kan ik me er blijven tegen verzetten? Zou dat zin hebben? Zou jij dan kiezen om dat oneindige blauwe of groene achter je te laten en om hier, tussen de huizen en de oude fabrieken, tussen de drukke straten en de wekelijkse marktkramers te willen verblijven? Iedere ochtend, iedere dag, iedere week opnieuw? Dat kan niet, natuurlijk niet.

Er dendert weer een vrachtwagen voorbij, de slogan op de zijkant van de laadbak kan ik niet lezen, het is te donker. Van de dag is nog geen sprake behalve in de drukte van het verkeer. Hoor, een autobus, die van twintig voor zeven.

(voor B, B, D, D, H, J, K, K, L, M, M, R, S)

ZEELAND ZEELAND

Ze geven hem een deadline maar hij gooit die over zijn schouder. Hij zegt dat hij vooral zweert bij zilveren en blauwe potloden.

‘Dit is pas een deadline,’ roept hij, neemt zijn luchtballon en vliegt over de Oosterschelde. Hij landt op een van de zandbanken en ontmoet er drie zeehonden. Vanaf de nabijgelegen oever roepen enkele toeristen dat hij zich uit de voeten moet maken. hij tekent rap een grote ‘Fuck you!’ op de luchtballon. De toeristen druipen af.

Hij haalt zijn fiets uit de mand, rijdt door Wemeldinge, volgt de bochten naar Goes want daar zijn de winkels. Maar in Goes is het veel te druk. Hij rijdt terug, vindt de luchtballon niet meer, gooit zijn fiets tegen de grond, volgt te voet de kustlijn tot hij alleen is.

Hij ademt diep in en uit en in en uit en ziet in de verte een groep mensen met kinderen rond drie kleine bbq-stellen. Ze hebben veel plezier en genieten, genieten van het vette spek en van de welriekende, welriekende bbq-kruiden uit de kleine supermarkt in het dorp.

‘Open alle zondagen van juni, juli en augustus,’ roepen de rondvliegende verpakkingen. Hij voert de spekresten aan de zeehonden en luistert niet naar het gejoel van de kinderen.

Hij loopt naar haven, wacht aan de voetgangersbrug, laat zich bijna verleiden tot een torenhoge cappuccino zoals die van die mevrouw op het terras van het eetcafé maar sluit wijselijk de ogen en vindt de weg naar het volgende brugje.

‘Het water is niet eens blauw,’ spuwt hij. Hij neemt een van zijn potloden en  probeert het water bij te kleuren. Het lukt niet.

Hij wil verder doorsteken, naar de overkant, daar op de tip is niemand, zelfs geen vissers want de vissen zijn verdwenen. Een voorbijvarende boot toetert, kinderen wuiven en gooien kushandjes. Achter de boot schuilen tientallen kleine zeilboten, er is een wedstrijd, iets met foto’s maar hij wil geen foto. Hij wil niets.

Hevig belgerinkel van tientallen fietsers doet hem schrikken.
‘Is er ergens een groene landtong zonder huizen, winkels, boten, mensen? Waar kan ik die vinden, bestaat ze?’ vraagt hij.

VER

er ligt een waas op de ruiten en ze kan de lucht niet zien
ze moet naar buiten
naar het groener dan groene
en het blauwer dan blauwe
en de ijskristallen, ginds boven

ze wil dat ijs aanraken en het laten
vervliegen tussen haar handen
ze probeert het vast te houden
en pffffffffffff weg is het
naar hoger, naar blauwer dan het wit dat het was

ze vergeet de waas op de ruiten en keert
de blik naar binnen
zoekt groen, blauw, groener dan, blauwer dan
en de ijskristallen die versmelten met haar lichaam
tot ze ginds, ja, hoger en blauwer dan het wit dat het was

VUURTOREN

GE MOET AAN DE VUURTOREN EN AAN HET WATER DENKEN, AAN HET LICHT OP HET WATER, AAN HET DIEPE BLAUWE EN AAN HET SPEL VAN HET LICHT MET DE GOLVEN.

OF WAREN HET DE GOLVEN DIE MET HET LICHT SPEELDEN?

GE MOET AAN DE VUURTOREN DENKEN EN AAN DE LANGE WANDELING, TOEN, AAN DE HOND DIE NIET WIST WAT DE GOLVEN WAREN, AAN DE MENEER EN DE MEVROUW DIE NAAST U KWAMEN STAAN, DIE ZEGDEN DAT HET BEELD DOOR NIKS KON GEEVENAARD WORDEN EN ZE HADDEN GELIJK; DAT LICHT, DAT BLAUWE, DIE GOLVEN, DAT SPEL VAN DE KLEUREN, DIE GROTE, GRIJZE TOREN ALS BAKEN VOOR ALLES – VOOR ZEE EN VOOR LAND.

GE MOET AAN HET LICHT EN AAN DE ZILTE LUCHT DENKEN.
EN AAN DAT VELE, AAN DAT NIKS, AAN DAT VOLLE, AAN DE LEEGTE, AAN HET GEDAVER, AAN DE STILTE EN RUST DIE VANZELF IN DAT GEDAVER ZATEN, EN DAT DIE PARADOXEN DE NORMAALSTE ZAAK VAN DE WERELD WAREN EN ALTIJD ALTIJD ZULLEN ZIJN.

LICHT, LUCHT, WATER, HEMEL, HORIZON, TOREN, STERKTE, KRACHT, VEEL, NIKS, VOLHEID, LEEGTE, DAVER, STILTE, RUST

EN BLAUW IN ALLE ALLE SCHAKERINGEN
EN DE LUCHT, NOGMAALS, ALTIJD
EN DE ADEM.

DE VLINDERS VAN NABOKOV, MISSCHIEN

Ze borduurde alleen maar vlinders. Alle kleuren. Hoe bonter, hoe liever. Grote steken, kleine steken, iedere vrije vierkante centimeter opgevuld met vlinders. Spreien, dekens, kussens, handdoeken, truien, lopers, zelfs een collectie wandtapijten, een keer zelfs schoenen.
Een vriendin vroeg haar om, als achtergrond, enkele zonnebloemen te borduren, maar dat wou ze niet. Ze was koppig en bleef uitsluitend vlinders borduren.

Tot de directeur van een grote kleuterschool haar vroeg om een reuzegrote speelmat te versieren. Dat ding moest de ganse vloer van de grote turnzaal bedekken. Er moesten natuurlijk vlinders op staan, zo veel mogelijk. Maar de directeur wou ook borduursels van ballen en hoepels, van rackets, poppen, treintjes en legoblokken, van speelgoedauto’s en schommels. En van boeken.

Ze begon de nieuwe onderwerpen te bestuderen. Keerde rackets, speelgoedstations en legoblokken als het ware binnenstebuiten om alles goed in zich op te nemen. Bij de boeken bleef ze hangen; er was een mooi boek, over een wolk en een rots, dat ze uiteindelijk uit het hoofd leerde, niet alleen woord na woord maar ook prent na prent en kleur na kleur. Na een jaar studiewerk begon ze eindelijk aan de speelmat. Nog twee jaar later was die helemaal klaar.

Wat ze gehoopt had gebeurde; de kinderen waren blij met het borduurwerk, probeerden de vlinders te vangen en te strelen, namen een bal, een pop of een trein vast en speelden dat het een lieve lust was. Ze lieten zich ook opslorpen door de boeken en wentelden zich in die mooie prenten van de wolk en de rots en van alle  andere boeken. En als ze er even genoeg van hadden, dan keerden ze terug naar de vlinders, of naar de rackets, of naar de treintjes.

Ze was tevreden. Ze keek naar de speelmat en haar werk, naar de kinderen en hun plezier. Besliste dat, tijdens de mooie dagen, de speelmat buiten moest, en dat ze de betonnen speelplaats volledig moest bedekken.

Ondertussen heeft ze, voor een andere school, nog een tweede, veel grotere speelmat in de maak. Een derde staat op het programma. Daar zal ze ook horizonten, oceanen en zelfs zonnebloemen op borduren. Spreien, dekens, kussens doet ze niet meer. Af en toe nog een paar grote wandtapijten, en die voorziet ze uitsluitend van vlinders. Dat blijft.

EN HET GROENE NA DE REGEN

‘Brengt het zien van een volledige regenboog geluk, misschien?’ vroeg ze.
‘Ja, natuurlijk,’ antwoordde ik.
Ze slikte. ‘Ik kan wel een grote portie geluk gebruiken,’ zei ze.
‘Ben je oké?’ vroeg ik aarzelend.
‘Ja,’ zei ze.
Ik wou haar niet uithoren en wachtte.
‘Ja,’ herhaalde ze.
Ze slikte. Ik kon de krop in haar keel horen.
‘Dan zal ik nog wat naar die regenboog kijken,’ zei ze.

ZELF-

En wat als het water? Wat als de oceanen, de zeeën, de orka’s, de dolfijnen, de vissen, het plankton? Het zeewier? De riffen?
Wat als de bossen? De bomen, de struiken, de velden, de planten? Ons groener dan groene gras? De paardenbloemenpluizen?
En wat als de dieren? De olifanten, de leeuwen, de nijlpaarden, de zebra’s? De koeien en paarden? De varkens? De honden en katten? De bijen en kevers? De vlinders? De mieren?
Of de vogels? De arenden en gieren? De meeuwen en ganzen? De merels? De mussen? De roodborstjes, de vinken, zelfs de papegaaien?
En wat als de mens? Ons lichaam? Ons hart, onze longen? Onze handen en voeten? Onze ogen? Onze adem, ons bloed?
Of. Deze aardbol? Onze aarde? Wat als onze aarde? Haar stromen, haar stormen, haar bergen en vulkanen, haar bergen en vlaktes? Haar levens en leven? Het onze?

HET FLESKE GELUK, DAT ENE

Ja, het is verwarrend, natuurlijk.

. Er zijn de mensen met hun fleskes geluk, groot of klein (wordt vervolgd).

. Er zijn de kilo’s cocaïne die ze het land (de landen) binnensmokkelen (wordt ooit ook vervolgd).

. En dan die gast met zijn VMax: ‘Ik betaal cash.’ ‘Dat kan niet, meneer.’ ‘Dan gaat het niet door.’ ‘Dan gaat het niet door, meneer.’

. En de dagelijkse schietpartijen.

. En de veel te magere, vergeten mensen.

. De dure meubels. Hoe heten ze weer? Hoe worden ze weer omschreven?

. Maar die sofa is mooi en dat komt door de juiste verhoudingen. Iets met Fibonacci en de Gulden Snede, alles met hoofdletters. En het leder, ha ja.

. Er zijn de wandelingen door Brussel.

. Het goud van de herfst. En het rood.

. De mooie maar eenzame, tja, staanlamp.

. The battles. For power, for oil, for gold, for diamonds. The casualties. The collateral damage. Etc, etc, etc.

. De kleinkinderen van sommigen.

. De gouden dames.

. De sterren. Ik ben de naam van die app kwijt, of volstaat het om de sterren gewoonweg te zién?

. De Jeroenen en hun schitterende vrouw. Blink, blink, maar dan zonder make-up en sieraden. Hun lach.

. De klein mannen die hier iedere dag over de parking suizen. Hun fietskes mogen binnenkort een maat groter.

. Het geluk van de orchids.

. Het geluk van de Koenen.

. Het geluk van de ochtenden, dag na dag na dag. Het rode, het blauwe, de horizonten, de zon en de slapende maan.

. En ook: de slaag die de Koenen (anno 2018, ze zijn nu drieënveertig) nog steeds krijgen.

. Of de vrouw die de man, of de man die de vrouw.

. En de verslavingen, en, en, en. Incl. de verslavingen aan de schermen. (Sta me toe: Bekijk White Bear, uit de reeks ‘Black Mirror’. https://en.wikipedia.org/wiki/White_Bear_(Black_Mirror) . Ik kan de hele ‘Black Mirror’-reeks trouwens aanbevelen. 1 aflevering om de 2 of 3 weken volstaat!)

. De wortels aan de oleandertakjes.

. De wortels, wherever.

. De onmacht, de moeheid in hun ogen.

. Het fleske geluk, dat ene.

(en alles wordt vervolgd)