Nog meer namen? Goed.
(Goed, zeg ik, maar zo eenvoudig is dat niet.)
Ik neem me voor om, in de plaats, snel even mijn familieverhaal te schrijven; verwekt, geboren, geleefd, dood. De ene ziek, de andere dement, nog een andere in blakende gezondheid en gisteren honderd jaar geworden, tijd voor een feestje! De rest van de familie feest graag, dat is dan tenminste eenvoudig; hamburgers, hotdogs met zuurkool en mosterd of zonder, chips, nootjes, olijven, kaas, vijf soorten bier (Duvel, Estaminet, Stella, Jupiler, en dan dat ene nieuwe van brouwerij De Palm, hoe heet het ook weer?) en vijfentwintig verschillende soorten witte wijn en evenveel soorten Cava, naast een zeldzame fles Champagne.
‘Leest hier iemand?’ vraag ik, maar ik vraag het met mijn mond gesloten, ik vraag dus helemaal niks want het antwoord zou wel eens negatief kunnen zijn.
Strindberg, iemand?
Thoreau, iemand?
Terwijl ik om me heen kijk zie ik het rode boekje van Auster liggen, alweer Auster, maar mijn blik zoekt nu ook De Dubliners van Joyce, en ik schrijf met opzet de ‘De’ ervoor, laat de puntjesopdeizetters maar zagen, het kan me niet schelen.
Het ene noch het andere raak ik aan, mijn vingers zijn van karton en zouden snel vuur kunnen vatten, nog steeds.
Cornet.
Er is ook rode wijn, zeker tien verschillende flessen.
Er is een kar met veel licht, er zijn voetballen en honden, er zijn blote achterwerken, er zijn moppen en er is nog meer bier, nog meer vuile glazen of gewoon uit de fles en de chips en de olijven en kaas zijn op, ik vind er nergens meer, de kinderen, vast? Maar die hollen achter de ballen en achter de honden of vechten om wie de bal mag houden en wie met de honden een wandeling mag maken, maar het is donker, de moeders willen dat niet, sommige vaders ook niet en ze nemen nog een Estaminet, een Cornet of een Duvel en de moeders halen hun schouders op, roepen nog eens op de klein mannen, die komen terug en dan vliegt iedereen weer in de witte wijn, of andere.
En dan regent het.
Het is de tijd van het jaar.
Frank Deboosere zei het vanmiddag.
Iemand houdt een krant boven het hoofd.
Lectuur, denk ik.
Iemand anders een paraplu.
Cherbourg, denk ik.
Iemand tikt me op de schouder.
Hoe gaat het? vraagt hij.
Honderd jaar, zeg ik.
Ja, zegt hij.
Zoals de hortensia’s, de goeie sterke, en zoals de geldbomen met hun dikke stammen, zeg ik.
Ja, zegt hij.
Ginder zijn ze blauw, zeg ik.
Ik weet het, zegt hij.
En de rots aan de vuurtoren.
Ik weet het, zegt hij.
Het is de tijd van het jaar, zeg ik.
Ja, de tijd van het jaar, zegt hij.
Vind ik leuk:
Like Laden...