Jef zegt:
“Oei en ze zitten vast in hun rooster van negen tot vijf en daarna in het andere rooster van het eten en dan nog een van de televisieprogramma’s, het is tijd voor de soap.
Een klein mannetje struikelt over een van de draden van het rooster want zijn auto moet naar de garage maar het mannetje weet niet wat hij moet doen zonder die auto, hoe moet hij naar huis, hoe moet hij naar het werk, hoe moet hij het toiletpapier en het vlees voor vanavond – maar gelukkig bestaan er vervangwagens, hoe veel kost dat per dag en dan toch liever zonder maar hoe dan het werk?
En oei de soap valt weg wegens een voetbalmatch en oei de voetbalmatch valt weg wegens een overstroming en oei de overstroming valt weg wegens te veel sneeuw.
Het mannetje herademt.
Hij heeft zijn auto terug. Hij kan naar de frituur, hij kan naar de markt, hij kan naar de supermarkt en naar de dokter.
Oei en daar is dat andere rooster van koffiekoeken op zondag maar de bakker is gesloten en de betaalterminal is defect en de zondagskrant is er niet en ai, oei,
En het mannetje blaast de ballon tot de ballon groter is dan de parochiekerk en er komt een ander mannetje met een lange naald en de ballon zegt ‘plof’ en het eerste mannetje reageert geschokt en maakt zich zorgen over de kerk en over de koster en over de stoelen – die waren weliswaar aan restauratie toe maar wat als?
En zo kabbelt het leven voort, langs auto’s en hun kerkhoven, langs voedsel en de kant en bijna klare maaltijden (er werd een nieuwe slogan uitgevonden!), langs om ter meest en om ter grootst en er worden kortingen gegeven maar het eerste mannetje maakt van diezelfde ballon nog altijd een olifant zo groot als de parochiekerk en hij denkt niet meer aan de stoelen, noch aan het altaar, noch aan de koster, noch aan de bloemen van de lokale mevrouwenkrans.
Hij denkt aan zijn auto die nu toch weer in de garage staat want de alternator, zie je, en het volledige laadsysteem en een nieuwe auto is veel te duur en hij wil geen nieuwe, hij wil zijn oude om naar het werk en naar de bakker en zo voort, maar de automensen hebben gezegd dat hij een tweede en een derde want de fabrikanten en de verzekeringsmaatschappijen moeten groot en groter en zij moeten hun geld in zichzelf en in hun banken – prop, prop, tot een ader dichtslibt en het hele systeem en zo voort en zo voort.
‘Ach,’ zegt het mannetje.
Hij is weer gestruikeld, hij heeft de voet in het gips, hij kan nu toch niet etc etc en hij leest in een boek over een woud en over een klein huis met een groentetuin en het mannetje denkt ‘Zou ik dan?’ maar hij blijft in zijn woonkamer en met zijn voet in het gips tot de voet oké en tot de auto oké en hij betaalt de rekeningen want hij moet terug naar het werk en de boodschappen en hij wil die kant en bijna klare maaltijden van de nieuwe slogan proberen, punt.”

Afbeelding: Sol LeWitt in het Bonnefantenmuseum, Maastricht (foto van Peter Foolen)
Sol LeWitt: via MB, met dank.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...