….
Voor de meerderheid van de hedendaagse vierders beperkt het grote christelijke feest zich tot twee riten: min of meer dwangmatig al dan niet nuttige dingen kopen, en schransen, of mensen uit hun vertrouwde kring laten schransen, in een onontwarbare mengeling van gevoelens, waarbij gelijkelijk meespelen de lust iemand plezier te doen, uiterlijk vertoon, en de behoeft het er zelf eens van te nemen.
….
Al ben ik niet katholiek……, ik voel me niettemin geroepen dit feest, zo rijk aan betekenissen, te vieren, …..
….
Het is het feest van de mensen van goede wil, zoals een prachtige formulering luidde, die helaas niet altijd meer wordt teruggevonden in de moderne evangelievertalingen, ….
….
Het is het feest van een maar al te vaak veracht en vervolgd ras, want als joods kind verschijnt de Pasgeborene ….
….
Het is het feest van de dieren die deelnemen in het heilig mysterie van deze nacht, ….
….
Het is een feest van vreugde, maar ook pathetisch getint, want dat kindje dat aanbeden wordt, zal eens de Man van Smarten zijn.
….
Het is tenslotte het feest van de Aarde zelf, die men op de iconen van Oost-Europa vaak ziet neergeknield op de drempel van de grot waar het kind geboren wilde worden, van de Aarde die in haar baan op dat moment het punt van de winterzonnewende passeert en ons allen meevoert naar de lente. En om die reden was het, voordat de Kerk die datum heeft vastgesteld als de geboorte van Christus, reeds in de oude tijden het feest van de Zon.
Ik denk dat het geen kwaad kan aan deze dingen te herinneren, die iedereen weet, en die zovelen van ons vergeten.
Marguerite Yourcenar, 1976. De Tijd, de grote beeldhouwer, 10. Feesten van de jaarkring, Kanttekening bij Kerstmis.
Maand: januari 2016
DE REVOLUTIE
Foto: Stefaan Debreuck
Dit is ons nieuwe model.
Koor: Ooooh!
Hij blinkt.
Koor: Ja!
Hij is baanbrekend.
Koor: Ja!
Hij is ongezien.
Koor: Ja!
Hij zal de concurrentie platwalsen.
Koor: Ja!
Hij zal alle verkooprecords verpulveren.
Koor: Ja!
Hij rijdt het beste van allemaal!
Koor: Ja!
Hij verbruikt het minste van allemaal!
Koor: Ja!
Hij heeft de beste prestaties.
Koor: Ja!
Hij heeft de nieuwste technologieën!
Koor: Ja!
Hij is de beste, de innovatiefste, de mooiste!
Koor: Ja!
Enkel metaalkleuren.
Koor: Ja!
De beste prijs!
Koor: Ja!
Het minste onderhoud.
Koor: Ja!
Het beste gevoel voor de chauffeur.
Koor: Ja!
Hij staat ons op ons lijf geschreven!
Koor: Ja!
Hij staat iedereen op het lijf geschreven!
Koor: Ja!
Hij is een droom die werkelijkheid wordt.
Koor: Ja!
Hij wint gegarandeerd de prijs van het jaar!
Koor: Ja.
Hij zal de geschiedenis ingaan als de revolutie!
Koor: Ja!
Hij is nu al leverbaar.
Koor: Ja!
Jullie moeten hem kopen!
Koor: Ja!
Jullie moeten je haasten!
Koor: Ja!
KAMER 202
‘Le professeur K.E. Schreiner, qui s’efforçait de guérir Munch de sa névrose et de ses insomnies, trouva en lui un patient extrêmement récalcitrant qui craignait de perdre son élan créateur – témoin un autoportrait, un dessin dans la tradition de la « Leçon d’anatomie », où il se représente allongé sur une table de dissection, la poitrine béante, face au docteur Schreiner. Sa force morale est évidente ici : qui, osant regarder la réalité en face, a le courage, en outre, de la représenter aussi crûment ?’
Tektst + afb.: Blz. 94-95 in J.P. Hodin, ‘Edvard Munch’, Traduit de l’anglais par Catherine Cheval.
. Geef me mijn pantoffels.
. Geef me mijn krant.
. Roep de verpleegster.
. Haal de dokter.
. Zet die bloemen ergens anders.
. Breng dat flesje mee.
. Doe niet zo stom.
. Zwijg.
. Ik weet het beter.
. Ik weet het beter dan iedereen.
. Ik zal het toch wel weten, zeker?
. Hier, steek dat weg.
. Kom om zeven uur terug.
. Hoezo, dat gaat niet?
. Dat moet.
. Help me.
. Ik slaap niet ’s nachts.
. Breng die pillen mee.
. Je moet.
. Help me.
. Zwijg.
. Waar is mijn krant?
. Je kent er niks van.
. Ik zal jou eens wat vertellen.
. Verdomme.
. Klote.
. Help me.
. Zwijg.
. Help me.
. Zwijg.
. Help me.
DUIVENMELKER
Pablo Picasso, The Pigeons, Cannes, 1957.
Vijf duiven? Waarom?
Ik wil duivenmelker worden.
Hoe kom je daar bij?
Gewoon. Ik wil duivenmelker worden. Al lang. En nu zal ik dat doen. Ik wil met vijf duiven beginnen. Lid worden van een duivenvereniging. Er meer over lezen, veel meer. Er met de andere leden van de vereniging over praten. Aan wedstrijden deelnemen.
Is de duivensport niet duur?
Ja, dat kan. Maar ik heb geld. En ik begin met amper vijf duiven.
En een hok?
Ja. Ik koop dat, kant en klaar.
Bestaat dat dan?
Ja, natuurlijk.
Wat vindt jouw vrouw ervan?
Niks. Die zegt dat ik moet doen wat ik wil doen. Het is mijn leven, zegt ze.
En jij wilt duivenmelker worden.
Ja. Duivenmelker zal ik zijn.
MINI 6 TOT 10 – GELUKKIG
Kieslowski, ‘Trois Couleurs: Bleu’. Still uit de film via google en http://www.jonathanrosenbaum.net/1994/02/eurofilm/ (‘Must see,’ schrijft ‘m)
Drup, drup.
Frankrijk natuurlijk. Parijs.
Gelukkig.
Ze veegde.
‘Maar neen,’ zei ze.
MINI 1 TOT 5
Pierre Soulages, Peinture 202×452 cm, 29 juin 1979
Diptyque, Huile sur toile
Ze legde het mes terug op de tafel.
Twee meter zou moeten volstaan.
‘Nee, dat touw is niet dik genoeg,’ zei hij.
Ik heb nieuwe bovenburen. Twee mannen en een vrouw. Echt.
Zwart.
WMM – LICHT
(foto: PJW – Gotland, Sweden)
‘Oei,’ zegt het mannetje. ‘Zo veel wolken. Waar blijft het licht?’
En minder dan een minuut later:
‘Aha,’ zegt hij. ‘Daar is het.’
VROUWEN VISSEN
Edvard Munch, 1882 Birch Trees in the Autumn oil on cardboard 39 x 31 cm Private Collection
Via Google maar ook via PoulWebb.
Ze ging naar buiten. Jan liep haar achterna.
Wat doe je? Waarom blijf je niet bij ons?
Omdat ik buiten wil zijn.
Waarom?
Voor de lucht. Voor het uitzicht.
Ja maar, het was net zo gezellig.
Ik wil buiten zijn. Kijk eens naar de bomen.
Bomen? Wat is er met de bomen?
Ze zijn mooi.
Het zijn gewoon maar bomen hoor.
Ja, en ze zijn mooi. Ik ga maar ’s wandelen. Ik wil de toer van de vijver nog eens doen.
Maar het is koud en straks is het donker!
Ja, en dan?
Ik ga niet mee.
Ik heb jou toch niks gevraagd?
Nee. Ik zeg het maar. Ik ga niet mee.
Pf. Ik wandel alleen. Ik dacht zo, misschien moet ik een keer per week gaan vissen, ook alleen.
Vissen? Jij? Vissen is niks voor vrouwen.
Wie zegt dat?
Iedereen. Mannen vissen, vrouwen niet.
Ah bon. En waarom vissen vrouwen niet?
Daarom niet. Die kunnen niet vissen. Die blijven thuis. Die zijn bang van wormen en van glibberige vissen. Die kunnen niet tegen de regen en tegen de wind.
Ik wel.
Blijf toch maar gewoon thuis.
Niks van.
Je bent een rare.
Een rare? Waarom? Omdat ik wil vissen?
Ja. En omdat je het gezelschap van de bomen verkiest.
Tja. Ik begin maar eens aan die wandeling.
Je meent het.
Yep. Dag.
EEN ENCYCLOPEDIE, TWEE
Der Schrei der Natur (The Scream of Nature) (Edvard Munch)
(merci Patrick R., Martin P. en Bob D.)
Ze zeggen ‘Het is allemaal normaal en ze schieten en ze doden en ze laten langzaam sterven.’
De deurbel.
Ze zeggen ‘Het blijft normaal en we hakken een vinger, een hand, een hoofd af.’
Nog eens, de deurbel.
Ze zeggen ‘Het moet want we moeten ja moéten onze man staan en we nemen onze geweren
Ik doe open.
en we maaien wat kinderen en wat volwassenen neer
Het is een verkoper.
en we nemen nog een vracht extra geweren en we maaien de bevolking
De man leurt met encyclopedieën.
of we verkrachten hen eerst en we beginnen met de mooiste meisjes
Ik zeg tegen de man ‘Meneer, het is 2016!’
en dan nemen we de oudere vrouwen, dan de jonge mannen en dan de oudere
De man antwoordt ‘Ja, mevrouw, en dan?’
en dan maken we gehakt van de kinderen, lekker vers en lekker jong
De man zegt ‘Ik moet ook mijn brood verdienen hé mevrouw en daarbij
en we zeggen dat de verkrachtingen en de gehaktmolens, dat zij moeten, moéten,
deze encyclopedieën zijn van alle tijden,
omdat de wereld toch al om zeep is en omdat we willen bewijzen dat wij beter en sterker zijn
kijk maar’, zegt ‘m.
en omdat we dat willen tonen door Uit te Hongeren en door te Verkrachten en door Neer te Maaien, zodat u goed weet dat wij De Grote Bazen zijn
‘Kijk maar naar de prenten in mijn dikke boeken,’ zegt ‘m.
en dat de hele wereld naar ons moet opkijken
Maar ik herhaal ‘Meneer, het is 2016
en dat ze naar onze pijpen zullen moeten dansen of dat wij moorden en zo voort en zo voort,’
en het internet is miljoenen keren groter dan al uw boeken samen, meneer.’
zeggen ze, brullen ze.
De man met de encyclopedieën huilt. ‘Ik heb vijf kinderen en ik heb geen werk en geen geld, mevrouw,’ zegt hij. ‘Ik wil dat mijn kinderen een goede opvoeding krijgen, dat zij studeren, dat zij een mooie plaats in onze wereld vinden.’
‘Maar meneer, een mooie plaats?’
‘Ja mevrouw,’ zegt hij.
‘Denkt u dat die mooie plaatsen blijven bestaan, meneer? Of dat er over tien jaar nog mooie plaatsen zullen bestaan, meneer?’
‘Ja, mevrouw.’
‘Gelooft u dat echt, meneer?’
‘Ja, mevrouw. Dat geloof ik echt. Ik geloof in het voortbestaan van mooie plaatsen.’
Ik koop een van zijn boeken. Geen ganse reeks; het internet is immers miljoenen keren groter dan al zijn boeken samen.
Hij bedankt me. ‘En over tien jaar kom ik terug,’ zegt hij. ‘Met foto’s.’
[sic], [sic] en [sic]