HET SPEL

Hij speelde het enkel uit verveling, zei hij.
Niks omhanden, voegde hij eraan toe.
Zijn vrouw had hem laten zitten, hij had zijn dochter al maanden niet meer gezien en hij was zijn medewerkers en zijn job beu.
Ik speel het sinds kort, zei hij. Ik toon iedereen mijn spierballen. Ik laat ze rollen. De mensen moeten naar mijn pijpen dansen en gehoorzamen. Ze doen al wat ik wil.
Ik zie wel hoe ver ik kan gaan en hoever zij willen volgen.
Tot het uiterste, denk ik, zei hij.
Ze doen alles voor mij, weet ik.
Als ze me zien, dan springen ze direct in de houding en beginnen ze dadelijk te kruipen. Hoe lager bij de grond, hoe meer plezier ik eraan beleef. En ik zweer je; ze gaan plat. Languit op hun buik, zelfs in de gietende regen, in de modder of in de vrieskou. Hoed af voor hun doorzettingsvermogen en hun kracht om mij mijn zin te geven.
En ik film alles.
’s Avonds herbekijk ik.
Daarna kleed ik me uit en ga ik voor de grootste spiegel staan. Ik bewonder mijn spierballen. Ik laat ze rollen en beslis wat ik de volgende ochtend zal dicteren. Ik weet dat die massa mensen me nog een hele tijd zal volgen. Eeuwig, waarschijnlijk. Of tot ik het beu ben en aan een ander spel wil beginnen. We zien wel. Voorlopig vind ik dit prima en doe ik gewoon voort, zei hij.

OF HONDERDDUIZEND

Een man (M/V/X) loopt door de winkelstraat van een grote stad en wordt plots aangetrokken door een schitterend en uitbundig verlicht uitstalraam. Hij blijft staan, kijkt zich de ogen uit, kan zijn blik niet meer afwenden.
Een tweede man (M/V/X) ziet hem staren en wordt ook aangetrokken door de briljanten stralingen.
Een derde man (M/V/X)
Een vierde

Na een uur staan er wel duizend mensen roerloos te kijken naar de ongelooflijke schitteringen. Ze horen of zien niets anders. Ze slagen af en toe een kreet ‘ooooh’ of ‘waaaauuuuw’ maar that’s it.
Nog een uur later dooft alles. De lichten zijn uit, de brilliantine is weg.
De mensen blijven nog even staan, laten hun schouders hangen, kijken zoekend links en rechts.
Waar is het licht?

Aarzelend en morrend druipen de eersten af. De anderen volgen.

(ik denk dat dit een soort ‘herhaling’ is van een min of meer gelijkaardige txt die ik hier eerder zette. Ik weet het niet meer, heb even gezocht maar vond hem niet. Als het een herhaling is, dan mag dat.)
(‘duizend mensen’ is misschien een overdrijving. Maar ‘tienduizend’ kan ook.)

HET

Het, ja, Het is een wirwar, een mix van woorden, een

raster, een kluwen, een web. Het is eindeloos, het

loopt tot over de oevers van de rivieren, tot voorbij

de einder, tot diep in het bos, tot hoog in de lucht,

net boven de ijskristallen wolken.

Het wordt geweven van links naar rechts maar niemand

ziet de regelmaat, de bijna identieke dieptes en hoogtes,

de verschillende kleuren, het springt van hier naar daar,

legt de zinnen op een weefgetouwen rooster, springt over

het haakwerk van de huismoeder en diep in de trui van

de hobbyist, legt het kaarsvet aan banden maar druipt

tot over de rand van de vaas met die echte, blijvende

poppy flowers.

Het geeft leven, het geeft rust. Het maast zichzelf door

het land, door de grond en het zand, door de adem,

door het licht en het leven, over de bodem van het meer

aan de bron, over de andere bodems van de diepblauwe

oceanen.

Kris, kras, langs namen, titels, dorpen, landen, groenere

oerwouden, enorme giraffen en leeuwen, kleine mieren

en muizen, de gezichten van alle mensen, kleurrijk,

glansrijk, goed tot diep in hun ziel, goed overal, ooit,

hopelijk immer blijvend in het licht, in de lucht, in

het leven.