NORAH – VULGAIR

“Het was ongelooflijk vulgair.”
“Norah, je dient toch een klacht in hoop ik?”
“Klacht indienen? Maar nee.”
“Norah, je moet.”
“Nee, ik moet niet. Weet je wat er gebeurt, als ik klacht indien? Dan spannen die mannen samen. Dan verdedigt de ene de andere. Dan vlieg ik buiten. Ze gaven me dagcontracten. Maghalie ook. Omer kneep in haar billen, Maghalie reageerde fel en zei dat hij zijn poten moest thuishouden. Vandaag deed hij het weer en Maghalie ging naar de ploegbaas om haar beklag te doen. Twee uur later lag ze buiten. Op staande voet. ‘Maakt da ge weg bent en ge moet ni meer terugkommen.’ Plat. Zo simpel is dat met die dagcontracten. Ze heeft pas gebouwd, Maghalie. Ze huilde. Vulgair of niet, ik doe niks. Ik zwijg. Ik heb dat werk nodig. 2015, moderne tijden? Mijn gat.”

NORAH – NET

Norah ligt languit op de grond, op haar buik. Ze kijkt televisie.
“Norah, je mag dat niet doen, dat is niet goed voor jouw rug.”
“Mijn rug kan daar tegen.”
“Ja maar, Norah, als je oud wordt. Artrose en zo.”
“Ik krijg geen artrose. En oud worden doe ik ook niet.”
“Ja maar, Norah, natuurlijk word jij oud.”
“Nee moeder. Ik wil geen veertig jaar tussen de augurken of de kartonnen dozen werken.”
“Maar Norah, dat hoeft toch niet?”
“Nee moeder, dat hoeft inderdaad niet. Ik word dus niet oud, want ik wil geen eeuwigheid aan een lopende band staan. En daarom lig ik op mijn buik. Ik sta al genoeg. De hele dag.”
“Norah, oké, blijf liggen, maar wil je dan van de touwtjes van mijn vloerkleed afblijven?”
“Wat zeg je, moeder?”
“Norah, Ik heb net die touwtjes allemaal goedgelegd, en jij maakt er een warboel van. Ze lagen zo netjes! Allemaal mooi recht en evenwijdig!”
“Oeps, moeder. Sorry. Daar heb ik niet aan gedacht. Kijk, ik leg ze terug goed voor jou.”
“Dank je, Norah. Die touwtjes van het vloerkleed zijn belangrijk, zie je.”

NORAH – NETJES

Norah staart niet langer naar bokalen en augurken, maar naar kartonnen dozen en boeken. Ze moet inpakken. Dit boek in een doos, dat boek in een andere doos, drie boeken in een volgende. Norah moet de facturen erbij steken en ze moet kijken of alle gegevens kloppen.
“Pff, ik kan toch niet weten of een adres juist is?” zucht ze.
“Misschien vond ik de augurken leuker dan de boeken,” zegt ze.
“Die collega’s waren veel liever,” zegt ze. “Die waren altijd goedgezind en maakten grapjes. Die gooiden af en toe eens met een augurk. De mensen van de boeken gooien met niks want er is geen tijd om met boeken te gooien en daarbij, de boeken zouden stuk gaan en er zouden te veel klachten komen. Iedereen is dus erg braaf en werkt aan zijn lopende band. Soms vallen er zweetdruppels op de boeken of op de plastiek folie en dan moeten we de druppels afvegen want ons zweet mag niet in de dozen. Onze haren ook niet. We moeten zo van die vieze mutsjes dragen, net zoals bij de augurken. Bah. Ze lijken op haarnetjes en dan voel ik me tachtig. Ik hou niet van die haarnetjes.”

NORAH

Norah staat aan de lopende band. Ze moet de etiketten op de bokalen controleren. Kleven ze recht?
Haar ogen doen pijn. Ze branden.
Na drie uur moet Norah aan een andere lopende band staan. Zitten er voldoende augurken in de bokalen?

Tijdens de pauze telefoneert ze naar het interimkantoor.
“Hebben jullie een andere job voor mij?”
“Waarom?”
“Mijn hoofd doet pijn, mijn ogen doen pijn.”
“Norah, je moet harder werken en beter je best doen.”
“Maar ik doe mijn best.”
“Toch moet je beter je best doen.”
“Hebben jullie echt niks anders?”
“We zullen het je laten weten.”
“Oké. Zo rap mogelijk.”
“We laten je iets weten, Norah.”