FANTA

Lichtjes in haar ogen. Ik kon bijna niet geloven dat dat onnozele flesje Fanta zo’n voltreffer was. Ze wees indringend met haar vinger naar de dop.

‘Bah, die lange vieze nagel,’ dacht ik. Uit haar keel kwamen onverstaanbare klanken.
‘Aha, je wilt dat ik het voor je opendraai?’

Ze knikte. Ik gaf een draai aan de dop, haar glimlach werd groter. Ik zei dat ze moest wachten, keek rond, vond een vies glas, spoelde het om in de oude gootsteen.
‘Bah, zo vies,’ dacht ik weer – en vulde het glas half met gele Fanta. Ze griste het uit mijn handen en dronk het in een teug leeg.

‘Nu eerst eten,’ zei ik.
‘Ja, ja,’ knikte ze.

Terwijl ik een met folie afgedekt bord uit mijn mand haalde volgde ze nauwgezet iedere beweging die ik maakte. Ze stond bliksemsnel op, nam een vork en knelde die in haar vuist. Ik zette het bord op de tafel en keek toe hoe ze de vork in een eerste gehaktbal prikte en die in zijn geheel in haar mond stak. Als ze zich nu maar niet verslikte! Ik zette het flesje Fanta vlakbij en schroefde de dop er half op.

‘Zal dat lukken?’ vroeg ik.

Met de mond vol liet ze een bevestigend keelgeluid horen. Ik liet haar eten en ging naar buiten. Op de koer keek ik nog eens om en vroeg me af wie de graffiti van de muur en van het rolluik zou halen.

STOFDOEK

‘En?’
‘Jaja, ik heb het mee.’
‘Maar waar is het dan? In je handtas?’
‘Nee, in mijn jaszak.’
‘Huh? In je jàszak?’
‘Ja, ik heb grote zakken.’
‘Je meent het niet!’
‘O jawel.’

Ze haalde het pakje uit haar rechter jaszak.

‘Komaan zeg, wat is dat nu?’
‘Het beeldje. Verpakt in een nieuwe stofdoek.’
‘In een stofdoek!!??’
‘Yes. Ouderwets maar nieuw en zacht. Geruit. Geel met rood en blauw. En er zit ook nog lichtblauw zijdepapier rond het beeldje.’
‘Laat zien! Pak het uit!’
‘Jaja, straks.’
‘Nee, ik wil het zien. NU.’
‘Je zult nog even moeten wachten. Krijg ik een kop koffie? Geen melk maar wel een half klontje suiker.’

MUNTEN

Hij stopte even met graven. Niks, niks. Ergens moesten er toch nog van die munten liggen? Een cola, hij wou een cola, veegde zijn handen wat af aan zijn tuinbroek en ging naar binnen. Zijn vrouw zei niks, lette er op dat hij zijn schoenen uittrok, jaja, ik weet het, dacht hij. Hij nam twee blikken cola, liep terug de tuin in en legde een van de blikken in de schaduw van de haag. Hij werkte voort, blik cola in de ene hand, dronk af en toe een slok, ondertussen met de andere hand de losse aarde zoekend omwoelend, straks terug met de zeef. Hij zou zo graag nog zo’n Napoleon-munt… misschien… een schat… Of zou hij met een metaaldetector? Maar een goed toestel kost stukken van mensen, dan toch maar liever met de spade en minutieus met de hand en met de zeef. Hij had immers tijd, veel tijd en veel ruimte, centimeter per centimeter voort, met de spade, met de hand, nog vele maanden te gaan? Misschien nog twee Napoleonmunten? Of vijf? Of meer, veel meer?