En dan, na dagen, weken, maanden, (jaren?) van alles continu veel te hectisch: de warmte van de boeken, plots, als een mokerslag (maar dan een happy one), de blik op de stapels, de rijen, de warmte van deze lieve rommel, de notities, de blocnotes, de potloden, de pennen, hier en daar nog wat notities –
Alles zowel hier in het echt als in mijn hoofd, hoe warm kan een mens het hebben?
En dan wil Word niet openen, Evernote vraagt ook een eeuwigheid, dan toch maar papier en potlood, ha nee, Word, nee, nog niet open, toch niet.
Het komt door P.D. James (ik respecteer de spatie en de punten, natuurlijk), ik weet niet waar ik die naam haalde, de titels, ik weet ook niet of ik dit wel graag zal lezen, na Vonnegut (‘Slachthuis vijf’, absoluut mijn top vijf, ik zal dit blijven herlezen) en Llosa (‘De stad en de honden’, toch ook een mokerslag, zal ik hem blijven lezen?) maar nu, nog voordat ik echt in James’ ‘Het moordkabinet’ begin, nog geen letter gelezen!, de opdracht ‘Voor mijn twee schoonzoons’ en
Het heden en het verleden
Zijn beide misschien aanwezig in de toekomst
En de toekomst ligt besloten in het verleden.
T.S. Eliot, ‘Burnt Norton’
(haha, is er een link met ‘Slachthuis vijf’?)
WHOEF
Dus, ik wou het over de warmte hebben, de boeken slaan met warmte, haha, ja, dus sta me toch maar eens toe om hier aan name-dropping te doen (James, Vonnegut, Llosa, Eliot) om de warmte van de boeken mee te geven, kan ik het deze (nu!) drie minuten lang uitroepen? Zou de wereld mij horen?
Tag: boek 203
WANT HET MOEST, ZEI ZIJ
Er moest op gedronken worden, champagne! Vul de glazen! Want de firma had nog nooit eerder zo veel stuks verkocht, duizenden, duizenden, en dat was een absoluut record.
Absoluut.
En de firma bedankte iedereen, van de marketingmanager tot de laagste bediende, en ze zei dat het dankzij de fantastische inzet van iedere echt iedere individuele werknemer was dat ze zulke verkoop hadden gerealiseerd, met veel dank!
Met veel dank!
En echt dit was ongezien en de firma zou een groot feest organiseren, een ganse dag ergens op een domein, met culinaire hoogstandjes, al heel binnenkort.
Echt ongezien!
En de week erna kregen ze een datum en een locatie voor dat grote feest maar ze kregen ook de vooruitzichten en de nieuwe te realiseren quota voor het volgende semester en ze moesten en zouden een extra verkoop van minstens twintig procent halen, want het marktaandeel zus en de prognoses zo en daarbij, de concurrentie zou steken laten vallen en die twintig procent zouden ze erg makkelijk
Erg makkelijk, en zo voort.
En de firma rekende op iedereen, van de marketingmanager tot en met de laagste bediende maar ze twijfelde er niet aan dat het zou lukken want iedereen zou wel en zou wel
Tot en met.
En zo voort.
En de laagste bediende stapte op want hij zei dat hij dit allemaal al eens gezien had, de verkopen en de quota en de druk en de stress en pfff, zei hij, zelfs beursnoteringen maar ook vijandige overnames zei hij, en dat hij het niet, niet, niet meer, zei hij.
En de firma vond een nieuwe bediende en nog een want ze moesten extra personeel voor de goede cijfers, zei zij.
Want het moest, zei zij.
En zo voort.
EEN TWEE DRIE EEN TWEE DRIE
HET IS
Het is dat ze straks door de gangen schuifelen.
Het is dat ze straks vragen hoe groot en hoe klein en hoe duur en hoe zwaar of hoe groen. Of hoe snel en de cc’s en de PK’s en het verbruik. En of er een poster of een draagtas of zelfs een handtekening. En hier en daar zal het kwijl
En ze zullen opeengeduwd worden en wachten en drummen en op de tippen van hun tenen, om te kijken. De lange gangen met hier en daar een hotdog, wil je? Of liever even naar buiten, door de metalen deuren? Of naar de passerelle? Of wil je een sandwich? En Oh we moeten nog langs de moto’s, en de rode en groene en zwarte en blauwe en wauw en kijk daar en nu is het mijn beurt
En goh en de verdelers of zijn het verkopers en ik zal het eens vragen en misschien krijgen we iets te drinken maar ik wil ook een draagtas.
En het is dat ze straks in en uit en in en uit en of dat mag ja natuurlijk en of de passagier en de kofferruimte. Of dat ze op en af en op en af en de kleine nog eens op de foto.
En kijk daar is een beroemdheid.
En goh alles is integreerbaar en plooibaar en groeibaar en kleurbaar of vanalles.
En goh en wauw heb je die grootste en kleinste en duurste en snelste gezien, maar de euro’s.
.
Mark is te vroeg. Hij wist het niet, zegt hij, want het is veranderd. De wachter aan een van de ingangen zegt, dat hij hem echt nog niet kan binnenlaten. ‘Maar al die andere mensen dan?’ vraagt Mark.
‘Die hebben een exposantenkaart, meneer, met een speciale barcode en met een foto,’ antwoordt de wachter.
‘Maar het is nog meer dan een uur, kan ik echt niet?’ vraagt Mark.
‘Nee meneer, dat kan niet,’ zegt de wachter. Maar u kunt op de Romeinsesteenweg, daar is een groot benzinestation, of er is ook een hotel en daar kunt u een ontbijt, meneer, excuseer, nu moet ik die andere mensen,’ zegt de wachter.
‘Tja, dan zal ik maar,’ denkt Mark, en koffie en een broodje en een krant en het wachten valt mee en even later kan het, en zal hij de ganse dag, tot ’s avonds.
NUL KOMMA NUL
‘Maar ik heb je zo veel gegeven! Al die kleren! Schoenen! Twee museumabonnementen! Dat mooie kastje! Die prachtige mantel! Onze reizen, onze citytrips! Besef jij wel hoeveel dat allemaal gekost heeft?’
Inge huilde. Hij kon dat niet zien, en ze was niet van plan om er iets van te laten merken. Ze slikte de tranen weg.
‘Nu zeg je niks meer he, meiske! Wie denk je wel dat je bent! Je hebt van me geprofiteerd! Ik heb zo veel in jou geïnvesteerd!’
Inge kon terug gewoon praten.
‘Geïnvesteerd?’ vroeg ze.
‘Ja, je hebt me goed verstaan! Geïnvesteerd! En wat heeft het me opgebracht? Niks. Nul komma nul nul procent! Ik lijd zelfs verlies! Al die geschenken! En die nieuwe telefoon! Wat zei ik? Dik verlies lijd ik! Ik wou dat ik je nooit gekend had! Jij was een domme investering!’
‘Zo had ik het nog niet bekeken,’ piepte Inge.
‘Nee, zo slim ben je niet hé, kieke. Daar had je niet over nagedacht hé! Maar ik wel! Dik verlies, ja.’
Inge hield haar telefoon nu wat steviger vast. ‘Een snijplank zou beter geweest zijn,’ zei ze.
‘Wàt zeg je?’
‘Een snijplank.’ Ze articuleerde zorgvuldig.
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Inge hoorde zijn ademhaling, maar hij zei niks.
‘Zo’n houten,’ zei ze. Ze hikte. Ze moest lachen en huilen tegelijkertijd, en dat leek op een grote hik.
‘Wàt zeg je?’ vroeg hij nog eens.
‘Zo’n grote mooie,’ zei ze. ‘Ze bestaan nu ook in bamboe. Ik denk dat ze vijftig euro kosten. Ze verkopen ze overal. Vijftig euro. Ik zag er een die over het aanrecht past. Dat zou een goeie investering zijn,’ zei ze. ‘Dan kun je groenten snijden.’ Inge was bang dat hij de lach in haar stem zou horen of dat ze niet meer zou kunnen stoppen met lachen. Ze hoorde niks aan de andere kant van de lijn.
‘Dàg Fred,’ zei ze.
MET HET LICHT ZAL NIETS GEBEUREN, ZEI MEN
Het licht stond te koop.
Al snel vond men de ideale koper. Hij was meer dan solvabel en men had het volste vertrouwen in zijn managementcapaciteiten. Het contract en de details van de verkoop waren snel rond. Het licht werd verkocht en het zou voor de komende decennia in goeie handen blijven.
Een journalist kreeg lucht van de verkoop en zette het bericht online. Alle kranten en mediakanalen namen het over.
De mensen waren bang.
Het licht? Het licht verkocht? Hoe kan dat? Wat nu? vroegen ze.
Ze werden gerustgesteld.
Met het licht zal niets gebeuren, zei men. Het blijft waar het is, het kan niet verdwijnen.
Amper drie maanden later besliste de eigenaar om het licht op de beurs te gooien. De beursgang werd een groot succes. De koersen stegen dadelijk en onafgebroken.
De gewone mensen houden nu alle economisch nieuws in verband met het licht in de gaten, maar weten niet wat ze er mee aan moeten of wat ze moeten geloven. Sommigen vroegen onbeperkt inzage en inspraak in alles wat met het licht kan gebeuren en in alle transacties. Maar dat kan niet, zei men, en men benadrukte nogmaals dat het licht in goeie handen zou blijven.