BIJNA ZWART

De nerven tekenen zich duidelijk

– ze zijn donkergroen, sommige bijna zwart.

Je ziet waar het sap stroomt, je ziet welke weg de nerven volgen, willen en zullen volgen

– en waarom.

‘Richting het licht en de lucht,’ denken ze, dénken ze want ze menen te weten dat dat licht en die lucht veel beter en groter en voller en blauwer zullen zijn

– zullen zijn. ‘Waarschijnlijk, het kan niet anders,’ zeggen ze.

Ze staan in groep, ze groeien in groep, ze bloeien in groep, voorlopig.

– ‘Zie je wel?’ zeggen ze.

Zoals de kamperfoelie

– deze met gele bloemen, en altijd felruikend.

De nerven tekenen zich duidelijk

– ze zijn donkergroen, bijna zwart.

Je ziet waar het sap stroomt, je ziet welke weg de nerven willen en moeten en immer zullen volgen,

– en waarom.

‘Richting het licht en de lucht,’ denken ze, dénken ze want ze menen te weten

NVDR

Hij is nu meer dan een eeuw oud maar hij waart hier nog altijd ergens rond: Mijnheer Macharis. De oudste lezers van AW zullen zich hem misschien herinneren.
En met ‘hier’ bedoel ik letterlijk hier, op deze AW-blog.

Terzijde: afkorten tot AW mag, maar voluit is het ANDEREWOORDEN en niet Anderewoorden of ANDERE WOORDEN  of Andere Woorden.

ANDEREWOORDEN of AW of anderewoorden of aw dus, please.

Mijnheer Macharis liet zich de voorbije tweedrie weken een paar keer zien en herhaalde telkens luidop wat Zafón in een van zijn romans schreef: ‘Schrijf geen brieven. Schrijf.’
Of moet ik dat wat nadrukkelijker typen? Dan wordt dat: ‘SCHRIJFGEENBRIEVEN.SCHRIJF.’

Ik zal Zafón en met hem zijn verhalen toevoegen aan mijn honderd-lijst. Vandaag niet. Morgen, misschien. Immers, de honderd-lijst is ook een brief. En deze ene blogpost ook.

.GPX-FILE A LA CARTE

https://goo.gl/maps/dqdLCKRiYPaxj6mv6

Van laag naar hoog, van hoogst naar laagst, doe maar. Via de trampoline naar de top van de eik, van daar terug naar de zonnebloem (die van zeven of 8 meter hoog, met de stevigste stengel van 15 centimeter diameter) en van daar naar de kleine fuchsia. Vlieg terug naar de nok van het dak, zo naar het dak van de buren, dan weer naar beneden, naar het aardappelveld en nu met een gewone sprong naar de eerste maïskolf.

Je mag vijf minuten rusten.

Ga rustig te voet naar de elektriciteitscabine in de eerste bocht van de Pluimennest. Hop er op. Start en vlieg over de twee boerderijen, klim, blijf stijgen, stijgen, maak een paar salto’s, stijg, stijg, land langs de andere kant van de Pluimennest, adem in, adem uit, steek de Brusselsestraat over en ga te voet naar de Rozen. Koop een klein boeket, stijg terug op, vlieg rakelings over de Cattemansdreef en blijf die volgen tot op het einde. Leg het boeket op de tuintafel van het eerste huis links van de Slozenstraat. Rust. Kijk. Blijf nog vijf minuten zitten. Kijk.

Vertrek en kies nu zelf uw route en het aantal salto’s.

(en dan vergat ik het Krinkelsteertje nog!)

ERGENS HET NOORDEN

Hij zei dat hij het niet goed wist, dat zijn hoofd alle kanten op draaide, bijna als een tol, zei hij, en dat hij regelmatig moest gaan zitten om het Noorden niet kwijt te geraken.
‘Wat ligt er ook weer in het Noorden?’ vroeg hij. ‘Antwerpen, Nederland, dan de Noordzee,’ mompelde hij snel zelf, maar hij moest zich concentreren om het woord ‘Antwerpen’ zonder aarzelen uit te kunnen spreken.
‘Maar ik zou toch liever in het Zuiden, jeweetwel, Frankrijk, de mimosa’s aan de Azurenkust, dat hemelse blauwe en de wonderen diep in de zee, daar zijn zelfs alleskleurige reservaten,’ zei hij.
Maar voorlopig wist hij het niet goed, hij wist niks, zijn hoofd tolde, noordoostzuidwest en alle tussenliggende windstreken, NNO enzovoort wist hij, ZZW vond hij de mooiste, hij zette zich weer, ‘Ik moet aan iets anders denken en even rusten,’ zei hij.

ANNIKA

Onmens! Dat zijn jouw zaken niet! Ik had het tegen de kleine Annika! Jaja, ik weet dat ze ondertussen bijna dertig is, maar ik had het tegen haar, als kind, toen ze een jaar of tien was.
En o ja, ik weet het, nu, meer dan twintig jaar later is ze een mooie jonge vrouw met lange hoogblonde haren en met een lief en open gezicht van waaruit die grote, groene ogen je doordringend aankijken. Ze is een bijzondere verschijning en ik denk dat ze veel van haar patiënten het hart en hoofd op hol brengt.
Maar daar staat ze zelf niet bij stil. Ze doet consequent haar job, gaat naar de volgende kamer, naar de volgende patiënt. Altijd vriendelijk, altijd rustig, altijd efficiënt. Tegen deze Annika, haar jonge, even mooie en toen nog erg speelse versie, had ik het. Nee, wat ik vertelde doet er niet toe. En jij, jij bent een donkere, zwarte ziel. Meer woorden wil ik er niet aan vuil maken.

DE ZAAL

‘Ik ben sterk,’ zei ze. Ze rolde haar mouwen omhoog en priemde met haar wijsvinger, liet wat kunsten zien, deed een handstand, vervolgens een een-handstand. Ze vond telkens makkelijk haar evenwicht, bleef wat balanceren en lachte ondertussen al haar tanden bloot. Ze rolde haar mouwen terug af maar

Plots en met veel kabaal kwam er iemand binnen.

‘Wie is hier de sterkste?’ dreunde hij.

Ze keek even rond, rechtte haar rug, stak een hand op.

‘Ik!’ zei ze.