MET ZIJDEN EGELNAALDEN *

En Mars is een planeet waar kinderen iedere dag in een lauwwarme rivier kunnen spelen en waar ze zo veel bloemen mogen plukken als ze willen.

Ze kennen en weten er alles vanzelf, zonder naar school te moeten, ze kunnen de kennis drinken uit een fontein met oranje en gele limonade

en iedere dag krijgen ze zeven of acht of nog meer verhalen te horen van de Allerbijzonderste Vertellende Vrouw want die heeft een fantastisch geheugen en een groot boek dat enkel maar dient voor de kinderverhalen, minstens kilometersdik of zelfs oneindig en met op iedere bladzijde de lekkerste stukjes ananas en zoete appel.

Of ze mogen tekenen of schilderen op alle muren en op elkaars lichaam of ze mogen puzzelen en houten flatgebouwen tot de Aarde laten reiken, of ze mogen voetballen op hun blote voeten of met hun gewone schoenen op voorwaarde dat daar wollen pompons aan hangen

en op de bedden in de grote zalen liggen lakens met vlinders of treinen of vliegtuigen of grote beren of smurfen en alle bedden hebben vleugels en kunnen geluidloos door de ochtend vliegen

en er groeien marshmallows in de velden, in ontelbare stapels

en er zijn grote baden vol pratende en liefspuwende waterpistolen en plastic eenden die zachtjes kwaken maar nooit storen en met het hoogste schuim.

Ze mogen in en uit het bad wanneer ze maar willen en dan mogen ze dadelijk ravotten en 1000 ballonnen prikken of ze kunnen van het schuimbad recht in de rivier glijden of als ze willen mogen ze in het ravotzwembad of met hun trampolineschoenen naar het ploeterbos

en ze krijgen allemaal lieve knuffels, wanneer ze maar willen. Sterke geelgroen gespikkelde of de fuchsia variant en ze mogen dan rusten tegen de stoere, sterke spierballenarmen of gewoon, ingewold en gekronkeld tegen de zachtste schouder.

* om de ballonnen te prikken

(Vogelvrij naar de eerste regel van e. e. Cummings’ who knows if the moon’s)

OF AZALEA’S

MAAR HET BESTE FIETSPAD VAN DE GEMEENTE LOOPT VOOR ONZE DEUR IN IK VERKIES DE WITTE RODODENDRONS MET ANDERE KLEUREN MOET JE NIET AFKOMEN MAAR MEIKLOKJES EN ZELFS ROZEN MOGEN OOK.

EN ONDERTUSSEN DAVERT DE TREIN EN DE WIND KOMT UIT HET OOSTEN EN IK KAN HEM HOREN EN DE VLIEGTUIGEN MAAR GISTEREN OOK DE ZWALUWEN WANT ZE ZIJN TERUG UIT HET VERRE AFRIKA IK ZAG ZE BINNENFLADDEREN RECHT DE ONDERDOOR IN ZE KENNEN HET NOG.

EN DE BEUKENHAGEN KIEZEN EN ZE WORDEN GROEN EN ROOD EN SOMMIGE ZIJN DOOD OF LIJKT DAT MAAR ZO WANT DE BOVENSTE TOPJES, MISSCHIEN?

EN GISTEREN WAREN ER BERGEN, HOGER DAN DE EVEREST EN HET DEED ZEER AAN MIJN KUITEN EN MIJN ADEM SCHOOT TE KORT MAAR HEY IK OVERLEEF HET OOK DE AFDALING. DE SHERPA’S DROEGEN DE BAGAGE EN ZE BAKTEN ME EEN TAART EN DIE WAS NIET TE ZOET EN DAARNA TROK IK ALLEEN DOOR KATHMANDU, DAT GAF VERSE PIZZA MET VERSE INGREDIENTEN DIE ZE EERST NOG EVEN SNEL MOESTEN HALEN MAAR IK KREEG THEE EN HET DUURDE NIET LANG.

MAAR ER WAREN OOK DROMEN OVER HET WERK WERK WERK EN OVER DIE ENE JONGE MAN EN OVER DIE ANDERE EN ZE MOESTEN ALLEMAAL EEN INLICHTING MEVROUW EN JA IK KWAM HIER VROEGER MET MIJN SCOOTER MAAR NU HEB IK MIJN GROTE RIJBEWIJS EN IK KWAM EENS ZIEN HOEVEEL KOST DIE? EN DAN MAIL 1 MAIL 2 MAIL 3 MAIL 108 EN OEI DE COMPRESSOR WORDT OPGEZET EN OEI ER IS AL TELEFOON EN OEI DE HOND MOET NOG ETEN EN OEI MAIL 604 EN ER IS MAAR EEN DOOS EN ER ZIT NIET VEEL IN HA JA HET WAREN DE BOUTEN VOOR DIE KLANT.

MAAR HET BESTE FIETSPAD, TOCH EN DE WITTE BORDERS EN DE ENORME RODE BEUK EN EEN GROTE HAAS EN DE KALKOENEN EN DE ZWALUWEN EN HET ZEER ZELDZAME ONKRUID VAN DIE ENE MENEER, IK KEN ZIJN NAAM NIET MAAR HIJ HAD EEN RUGZAK VOL GROEN EN HIJ VROEG OF HET MOCHT, JA NATUURLIJK ZEI IK EN DE BOVENSTE TOPJES VAN DE HAAG, TOCH.

DE BEUKENHAAG, ZIJ TWIJFELT

haar blaadjes kleuren groen of rood of niets, nog niet, of wel
ze wachten, willen, zullen, worden, groeien, ja of nee?
de twijfel blijft,
het zonlicht –

op de dakrand naast de haag, zie, trippelen twee duiven
van links naar rechts van rechts naar links tot een van hen gaat vliegen,
niet veel later nummer twee.

de blaadjes van de haag, in twijfel –
kiezen –
groen of rood of rood of groen of niets, nog niet, of wel
een waterval van groene, rode dons, misschien
het wachten op het licht, nog even –

MUUR. MUUR.

Hij zegt niets maar wijst nadrukkelijk en met verwrongen gezicht in de richting van zijn keel.
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt,’ zeg ik.
Hij wijst nog eens en ik zie dat hij moeizaam slikt.
‘Probeer,’ zeg ik.
‘Ik. Kan. Niet. Praten,’ zegt hij.
‘Waarom niet? Is er iets gebeurd? Probeer,’ zeg ik.
Hij slikt nog eens, en nog eens en zegt Dat. Het. Niet. Lukt.
‘Maar hoe komt dat toch?’ vraag ik.
‘Het. Zit. Vast,’ zegt hij, terwijl hij weer met het hele hoofd slikt.
‘Wat dan?’ vraag ik.
Hij slikt. Hij slikt. Ik zie tranen in zijn ogen.
‘Het. Zit. Muur. Vast,’ zegt hij. En hij huilt. En hij huilt. En hij huilt.

MISSCHIEN MET DE STOOMCLEANER?

Ondertussen?
De mens trapte meermaals in de kolkende pus en in een of andere gifgroene brij. De viezigheid bleef aan zijn zolen hangen. Mister Propre, Ajax, Dettol? Zij bleven zonder resultaat.

En zij?
Ze wendde haar blik op de oceanen.
Of keek naar het licht van de zon op de bomen.
En dan terug naar de mens.

(5/5)

WE ZIJN MAAKBAAR

– Daarna?
Ergens, toch, en op verschillende grotere continenten en eilanden, groeide het groene, o wonder, en groeide, naast de gazellen, slangen en giraffen: de mens.
Ja, de mens, en ja, hij groeide en hij had vele, vele talenten. Hij bouwde bruggen, gebouwen, vliegtuigen, auto’s. Hij vond alles uit: lucifers, goeie en minder goeie medicatie, fullautomatic vanalles en nog wat, zelfvoorzienende andere vanalles en nog wat en happy happy fantasytoestanden en -werelden.
En hij handelde.
Hij ruilde, kocht en verkocht miljoenen en miljarden. Hij bleef inventief en vond nog meer uit en beter en cleaner en authentieker en sneller en stiller en de mens werd jaja mooier, beter, groter en rijker.

(Hier en daar vergat hij ganse bevolkingsgroepen en landen en regio’s, hij vergat zelfs de ganse natuur, maar goed, we willen hier niet over onbelangrijke details zeveren hé.)

(4/5)

DE DREK ZAL BLIJVEN KLEVEN

– En daarna?
Het eerste en grootste zwarte gat. Absolute leegte in leegte. Niks. Nul. Een enorme holle ruimte zonder lucht.

En de aarde? Zij schrok en hoestte en werd bedorven onder de drek, het braaksel, de etter van de afzichtelijke monsters. Maar plots (we spreken over miljoenen jaren later) begon ze te daveren, begonnen de gestaag gegroeide gezwellen en etterbuilen te barsten. Overal kolkende pus, overal een stinkende, dampende brij. En uit die brij groeiden de haat, de afgunst, de machtswellust, het winstbejag, iedere bedriegerij, ieder egoïstisch verlangen.

(Had gekund: een van de monsters struikelde over de poten van een ander monster. Hij viel met zijn muil in een kolkende brij en jankte zo erg dat de oren van alles en iedereen op aarde gedurende dagen bedekt moesten worden.)

(3/5)

EN RATTEN VAN EEN TON OF MEER

– gedrochten. Zevenkoppige monsters met vijfendertig tentakels, huizenhoge spinnen met zwartmetalen lange tanden, tienduizendpoten met dikke slangenkoppen, metershoge gifgroene wolven, enorme driedubbelvinnige haaien, tienmuilige eeuwigkrioelende knaagdieren.
Ze vraten elkaar op, daar, in dat dieper dan diep, zij, kinderopslokkende monsters, dertiententakelige octopussen, monstrueuze moerashagedissen, duizendogige gedrochten van Loch Ness.

(2/5)

RODER DAN

Ze zal vertellen dat ook Zij uit het woeste schuim is geboren, dat haar kracht de kracht van de zon evenaart.
En dat het grote zowel als het kleine
En rijk als arm

Dan zal ze zeggen dat hoger dan hoog en dat heter dan heet, dat roder dan rood en dat dieper dan diep

En dat de wortels van bomen en struiken, van groenten, van bloemen en gras tot verder dan ver, zelfs tot de overkant reiken

En donder en bliksem

En hemel en aarde

En zonnen.

Maar dan zal ze zwijgen. In het diepste van onze aarde, zie je, in dat diepste –

(1/5)