’s Avonds, thuis, is ze moe.
Ze zou nog dit moeten
Ze zou nog dat
Ze eet een boterham.
Ze kijkt uit het raam.
Ze ploft in de sofa.
Ze kijkt televisie.
Ze denkt aan het typwerk.
Ze valt in slaap.
De volgende ochtend moet Eleonore terug veel typen.
Ze typt een nieuw verslag.
Ze typt een brief.
Ze herbegint.
Er is geen koffie meer.
Haar baas komt langs.
“Ja, meneer. Nee, meneer.”
“Vetzak,” denkt ze.
Ze typt.
Ze typt.
Lunch.
Ze typt.
Ze typt.
Ze gaat naar huis.
Ze zou nog dit
Ze zou nog dat
Ze kijkt uit het raam.
Ze kijkt televisie.
Ze gaat naar bed.
Ze denkt aan het typwerk van de volgende dag.
Ze valt in slaap.