“Ha, maar ze hebben allemaal gelijk,” zegt Jef. “De rode, de groene, de witte, de zwarte, de gele, de gestippelde – ze hebben allemaal gelijk en ze weten het. Kijk, rood slaat met zijn hand op de tafel, groen doet het hem na, wit wacht nog even af maar staat dan bruusk op en steekt een vuist in de lucht, oranje rommelt in zijn papieren, vindt het goede blad, zwaait er mee en gooit het demonstratief op de tafel – ze hebben allemaal gelijk.”
Iemand vraagt of Jef een grapje maakt.
“Maar nee, natuurlijk niet, ik ben bloedserieus, en zij ook, zij zijn zo serieus dat hun gezicht voor eeuwig in die plooi blijft staan want ze hebben allemaal zo veel gelijk als er water naar de zee stroomt, miljarden liters gelijk, en ze hebben nog meer gelijk, zo veel als er gisteren water uit de lucht is gevallen, miljoenen regenbuien, orkanen en stormen van gelijk, ik zeg het u, en ze menen het zo erg dat ze die plooien van hun gezichten strak met hun vingers vasthouden, de vingers prikken er hier en daar door, komen langs de neusgaten terug naar buiten en het is geen zicht, dat weet ik, maar toch is het zo en het bewijst hun allergrootste gelijk, zowel van wit als van zwart als van oranje of oker of hemelsblauw of okkernotenbruin, hun kleur maakt zelfs niet uit, het is enkel het gelijk dat belangrijk is. Kijk maar, ze menen het, ze staan in alle ernst op, ieder steekt een arm, twee armen, drie armen in de lucht, ze zeggen dat ze het woord willen nee ze nemen het woord allemaal tegelijk, de ene praat, de andere praat, de andere anderen praten even goed en luid en gelijk, een lange lijn is het, hun gelijk, het loopt van de ene kust naar de andere en zo naar Azië, verdomd en ook daar hebben groen en blauw en vierkantsrood en driewerfgroen allemaal gelijk, tegelijk.”
“Hier, luister en kijk wat naar Stravinsky, begot:
”
(link via openculture.com)