TWEE KEER TWEE aka DE DOLFIJN LAS EEN VERHAAL VAN EDGAR ALLAN POE

In : De Grote Bibliotheek, Kamer 6466, Rij 48, Hoogte 2, Vak 17

Ik vond de tekst in 2003. In een begeleidende notitie stond dat hij, nadat hij gevonden werd, nog tien jaar ongepubliceerd moest blijven en dat heb ik gerespecteerd. Gedurende die tien jaar heb ik wél geprobeerd om de schrijver te vinden. Dat is niet gelukt.

De Grote Bibliotheek werd een eeuw geleden ontdekt door Professor Macharis. Zij bevat al de teksten, gedichten, verhalen en boeken van al de schrijvers. Sommige teksten blijven verborgen, andere niet.

In de jaren zestig, zeventig en tachtig onderzocht De Raad van Bijzondere & Wijze Professoren (DRBWP) of de verborgen teksten gerangschikt stonden volgens de maanstanden vanaf het ontstaan van De Grote Bibliotheek. Die idee werd gedurende meer dan dertig jaar gehandhaafd maar bleek verkeerd.

Gedurende de laatste twee jaar heeft men geprobeerd om de bibliotheek met behulp van ingenieuze software uit te pluizen en volautomatisch alle geheime teksten te vinden. Tevergeefs.


TWEE KEER TWEE aka DE DOLFIJN LAS EEN VERHAAL VAN EDGAR ALLAN POE

Twee honden, twee katten
twee biggen, twee muizen
twee leeuwen, twee kreeften,
twee arenden.
Twee olifanten, twee vleermuizen,
twee apen, twee nijlpaarden,
twee slangen, twee ratten,
twee pinguïns, twee vliegen,
een mug.
Drie mussen, een vlinder,
een roodborst, een witte muis,
twee goudvissen, twee paarden,
twee roggen, twee vuurvliegen,
twee bijen, twee kippen,
twee ezels, twee boerenpaarden in de stallen van de artisanale brouwerij in de naburige gemeente.

Zei de aap tegen de vlieg dat het mooi weer was.
De vlieg geeuwde.
Vroeg de aap of de informatie slaapverwekkend was.
Zei de vlieg dat zij niet wist wat dat betekende.
Zei de aap dat hij het aan de berken en de wilgen zou vragen.
De vlieg geeuwde.
De aap verhuisde.
Een boom, een andere boom, een grotere boom, drie bomen, een oerwoud.
Drie slangen in vergadering.
Twee nijlpaarden in het offensief.
Een krokodil, eenzaam en op haar hoede.
De slangen lieten zich aaien en luisterden naar een bijbelverhaal.
De ezels hielden het boek vast.
Ze balkten van vreugde en herhaalden, herhaalden.
De leeuw sprong van zijn voetstuk.
De leeuwin keek toe en vertrok – ze zocht haar welpen.
Een rat vond het een belevenis. Ze kocht een tweede bioscoopkaartje en liep in een cirkel rond het vergif.
Een rog verkende een nieuwe oceaan. Hij kwam een inktvis tegen, en een paard onder water, en een walvis, en een dolfijn met een groot boek op zijn rug, een boek met verhalen van Edgar Allan Poe, met illustraties.
Zei de aap tegen een andere vlieg dat het mooi weer was.
De vlieg beaamde maar had dorst.
Zei de aap dat er verderop een groot meer was.
Zei de vlieg: “Kom, we gaan op stap.”
Ergens een meer, ergens kinderen op de oevers, zij verkenden de vuilnisbelt van de grote, westerse  mens, hun handen en onderarmen waren zonder huid.
Zei de westerse mens dat dat geen kwaad kon.
Zei de westerse mens dat de schilfers normaal zijn.

De aap, hij krabde, slingerde en at noten.
De leeuw, hij vond een nieuw voetstuk.
Het nijlpaard ging op reis.
De vlieg vloog.
De bij vloog, zocht een bloem en vond een veld.
De duizendpoot, de mier, de kolonie, de stam van de esdoorn vlakbij het pad vlakbij de Amblève niet ver van Remouchamps niet ver van Luik.
Zei de vleermuis iets over het licht.
De mus zat op haar draad, de merel volgde haar, ze hadden een gesprek over het ongeluk op de autostrade.
De walvis vond een ander continent, hij spoelde bijna aan maar bedacht zich.
De dolfijn las Poe. Hij kon praten en vertelde ons een van de verhalen.

The Raven Edmund Dulac
The Raven (Poe), illustratie van Edmund Dulac, via Poul Webb