‘Heb je nog aan me gedacht?’ vroeg zij.
‘Iedere dag,’ beweerde hij.
‘Ik geloof je niet,’ antwoordde zij.
‘Ach,’ zei hij.
‘Iedere dag?’ drong ze aan.
‘Ja. Nee. Bijna. Soms,’ zei hij.
‘Hm,’ zei zij.
‘Maar ik heb je gemist,’ zei hij.
‘Hm. Ik geloof je niet,’ herhaalde zij.
‘Toch hou ik van je,’ zei hij.
‘Jaja, dat zal wel,’ grinnikte zij.
‘Echt echt echt,’ benadrukte hij.
‘Doe-oei,’ wuifde zij.
‘Nee, nee, het komt goed, ik hou zo veel van je, blijf,’ vond hij.
‘Ik denk het niet, ik ben hier echt echt echt weg, doe-oei,’ herhaalde zij.