Zij zei dat ze hem graag zag en hij zei dat hij haar graag zag. Ze kusten en omarmden elkaar en gingen slapen. De volgende ochtend zei hij dat hij haar graag zag en zij zei dat ze hem graag zag. Ze kusten en omarmden elkaar, ontbeten en vertrokken naar het werk. ’s Avonds zei zij dat ze hem graag zag en hij zei dat hij haar ook graag zag en ze kusten en omarmden elkaar en bleven zo een tijdlang staan. Maal dertig, vijftig, zestig, maal driehonderdvijfenzestig. Ze zegden dat ze iets moois te vieren hadden en kusten en omarmden elkaar en hij zei dat hij haar graag zag en zij zei dat ze hem graag zag, tienduizend, honderdduizend keer.
Hij zei dat het niet zo goed meer lukte, die sokken. Zij knikte. Ze kusten en omarmden elkaar, zij zei dat ze hem graag zag, hij zei dat hij haar graag zag, maal vele keren, benadrukten ze. Ze vroeg welke sokken hij het liefste had, deze? en hij zei ja, die dikke grijze, die wintersokken, ja.