‘Ik verveel me,’ zegt hij.
Hij geeuwt.
Neemt een boek vast.
Legt het weer weg.
Geeuwt.
‘Ik verveel me,’ zegt hij.
Neemt een blad papier en een potlood.
Schrijft een woord.
Legt het potlood weg.
Speelt met het papier.
Vouwt een vliegtuig.
‘Zou het vliegen?’ vraagt hij hardop.
Geeuwt.
Legt het vliegtuig neer.
Geeuwt.
‘Aaargh, de verveling,’ zegt hij.
Neemt het vliegtuig weer op.
Neemt het potlood.
Schrijft iets op een van de zijkanten van het vliegtuig. We kunnen niet lezen wat.
Hij geeuwt.
Hij probeert het vliegtuig te laten vliegen, maar het valt met de neus steil naar beneden.
Hij geeuwt.
‘Nee, echt niet, ik raap het niet op,’ zegt hij.
‘Goh, ik verveel me,’ zegt hij.
Geeuwt.
Neemt een blad papier en een potlood.
Schrijft iets.
Speelt met het papier.