Ze zal vertellen dat ook Zij uit het woeste schuim is geboren, dat haar kracht de kracht van de zon evenaart.
En dat het grote zowel als het kleine
En rijk als arm
Dan zal ze zeggen dat hoger dan hoog en dat heter dan heet, dat roder dan rood en dat dieper dan diep
En dat de wortels van bomen en struiken, van groenten, van bloemen en gras tot verder dan ver, zelfs tot de overkant reiken
En donder en bliksem
En hemel en aarde
En zonnen.
Maar dan zal ze zwijgen. In het diepste van onze aarde, zie je, in dat diepste –
(1/5)