WE ZIJN MAAKBAAR

– Daarna?
Ergens, toch, en op verschillende grotere continenten en eilanden, groeide het groene, o wonder, en groeide, naast de gazellen, slangen en giraffen: de mens.
Ja, de mens, en ja, hij groeide en hij had vele, vele talenten. Hij bouwde bruggen, gebouwen, vliegtuigen, auto’s. Hij vond alles uit: lucifers, goeie en minder goeie medicatie, fullautomatic vanalles en nog wat, zelfvoorzienende andere vanalles en nog wat en happy happy fantasytoestanden en -werelden.
En hij handelde.
Hij ruilde, kocht en verkocht miljoenen en miljarden. Hij bleef inventief en vond nog meer uit en beter en cleaner en authentieker en sneller en stiller en de mens werd jaja mooier, beter, groter en rijker.

(Hier en daar vergat hij ganse bevolkingsgroepen en landen en regio’s, hij vergat zelfs de ganse natuur, maar goed, we willen hier niet over onbelangrijke details zeveren hé.)

(4/5)

DE DREK ZAL BLIJVEN KLEVEN

– En daarna?
Het eerste en grootste zwarte gat. Absolute leegte in leegte. Niks. Nul. Een enorme holle ruimte zonder lucht.

En de aarde? Zij schrok en hoestte en werd bedorven onder de drek, het braaksel, de etter van de afzichtelijke monsters. Maar plots (we spreken over miljoenen jaren later) begon ze te daveren, begonnen de gestaag gegroeide gezwellen en etterbuilen te barsten. Overal kolkende pus, overal een stinkende, dampende brij. En uit die brij groeiden de haat, de afgunst, de machtswellust, het winstbejag, iedere bedriegerij, ieder egoïstisch verlangen.

(Had gekund: een van de monsters struikelde over de poten van een ander monster. Hij viel met zijn muil in een kolkende brij en jankte zo erg dat de oren van alles en iedereen op aarde gedurende dagen bedekt moesten worden.)

(3/5)

EN RATTEN VAN EEN TON OF MEER

– gedrochten. Zevenkoppige monsters met vijfendertig tentakels, huizenhoge spinnen met zwartmetalen lange tanden, tienduizendpoten met dikke slangenkoppen, metershoge gifgroene wolven, enorme driedubbelvinnige haaien, tienmuilige eeuwigkrioelende knaagdieren.
Ze vraten elkaar op, daar, in dat dieper dan diep, zij, kinderopslokkende monsters, dertiententakelige octopussen, monstrueuze moerashagedissen, duizendogige gedrochten van Loch Ness.

(2/5)

RODER DAN

Ze zal vertellen dat ook Zij uit het woeste schuim is geboren, dat haar kracht de kracht van de zon evenaart.
En dat het grote zowel als het kleine
En rijk als arm

Dan zal ze zeggen dat hoger dan hoog en dat heter dan heet, dat roder dan rood en dat dieper dan diep

En dat de wortels van bomen en struiken, van groenten, van bloemen en gras tot verder dan ver, zelfs tot de overkant reiken

En donder en bliksem

En hemel en aarde

En zonnen.

Maar dan zal ze zwijgen. In het diepste van onze aarde, zie je, in dat diepste –

(1/5)