Maar die splinter, mijnheer Macharis, is een hertenbreker. Mijn hert is in drie. Ziet u? Ja, goed kijken. Ja, echt, drie.
En die splinter, mijnheer Macharis, is onvindbaar. Ik zocht. Ik begon in de kelder en ik zocht tot op de bovenste, ongebruikte zolder, die met de mooie balken. Ik keek ook in de schuur, en op de zolder van de schuur, en in de loods, en in het beekje achter de loods en in het bos over het beekje.
Hij is onvindbaar.
(Ik kwam wel twee eenden en drie fazanten tegen en het water in de beek staat vrij hoog. Gisteren liep ik ook over het pad tussen de velden, er staan nog geen nieuwe gewassen, enkel vele hectaren fris, groen gras, het moet goed gras zijn want de hond heeft er uitgebreid van gegeten. En gisterenavond scheen de maan door de bomen, ik dacht dat ik in een verhaal van Poe zat, misschien is dit alles een verhaal van Poe, het roepende hart onder de roostering, het hart leeft nog, jaja.)
Waar was ik? De splinter. De hertenbrekersplinter. Nee ik weet het niet. Nee natuurlijk niet, daar doe ik niet aan. Ik zal nog eens zoeken, waar zal ik beginnen?