“Ik heb een flesje gepikt. Er was een karton kapot en de flesjes rolden onder de paletten. Ik heb een van die flesjes in mijn zak gestoken. Pilletjes.”
“Ik moest het opzoeken. Mijn benen zijn slap.”
“Ja, ik heb er al spijt van.”
“Ik heb een flesje gepikt. Er was een karton kapot en de flesjes rolden onder de paletten. Ik heb een van die flesjes in mijn zak gestoken. Pilletjes.”
“Ik moest het opzoeken. Mijn benen zijn slap.”
“Ja, ik heb er al spijt van.”