Ze geven hem een deadline maar hij gooit die over zijn schouder. Hij zegt dat hij vooral zweert bij zilveren en blauwe potloden.
‘Dit is pas een deadline,’ roept hij, neemt zijn luchtballon en vliegt over de Oosterschelde. Hij landt op een van de zandbanken en ontmoet er drie zeehonden. Vanaf de nabijgelegen oever roepen enkele toeristen dat hij zich uit de voeten moet maken. hij tekent rap een grote ‘Fuck you!’ op de luchtballon. De toeristen druipen af.
Hij haalt zijn fiets uit de mand, rijdt door Wemeldinge, volgt de bochten naar Goes want daar zijn de winkels. Maar in Goes is het veel te druk. Hij rijdt terug, vindt de luchtballon niet meer, gooit zijn fiets tegen de grond, volgt te voet de kustlijn tot hij alleen is.
Hij ademt diep in en uit en in en uit en ziet in de verte een groep mensen met kinderen rond drie kleine bbq-stellen. Ze hebben veel plezier en genieten, genieten van het vette spek en van de welriekende, welriekende bbq-kruiden uit de kleine supermarkt in het dorp.
‘Open alle zondagen van juni, juli en augustus,’ roepen de rondvliegende verpakkingen. Hij voert de spekresten aan de zeehonden en luistert niet naar het gejoel van de kinderen.
Hij loopt naar haven, wacht aan de voetgangersbrug, laat zich bijna verleiden tot een torenhoge cappuccino zoals die van die mevrouw op het terras van het eetcafé maar sluit wijselijk de ogen en vindt de weg naar het volgende brugje.
‘Het water is niet eens blauw,’ spuwt hij. Hij neemt een van zijn potloden en probeert het water bij te kleuren. Het lukt niet.
Hij wil verder doorsteken, naar de overkant, daar op de tip is niemand, zelfs geen vissers want de vissen zijn verdwenen. Een voorbijvarende boot toetert, kinderen wuiven en gooien kushandjes. Achter de boot schuilen tientallen kleine zeilboten, er is een wedstrijd, iets met foto’s maar hij wil geen foto. Hij wil niets.
Hevig belgerinkel van tientallen fietsers doet hem schrikken.
‘Is er ergens een groene landtong zonder huizen, winkels, boten, mensen? Waar kan ik die vinden, bestaat ze?’ vraagt hij.