– Hoge bomen!
– Ja!
– Veel takken!
– Ja. En hoog!
– Ja! Maar wat doen we ermee?
– Huh? Bedoel je met de takken, met de bomen?
– Ja. We kunnen er iets inhangen. Veel, zelfs.
– Iets inhangen? Zoals?
– Zoals het grage zien.
– Huh? Hoe?
– We vinden wel een manier.
– En dan?
– Alles erin hangen. Laten doen. De zon. De maan. De wind, de regen. Alle sterren. Ook storm, sneeuw en hagel.
– Ja?
– Ja.
– En dan?
– Niets. Kijken. Voelen. Weten. Vasthouden zonder vast te houden. Vastpinnen zonder aan te raken. Niets. Alles. Heel gewoon.
– Vind je?
– Ja.
– Moeilijk?
– Ja. Nee. Misschien. Nee. Ik denk niet dat dat moeilijk is.