Eerst was hij hier en nu is hij daar. Dat is de normaalste zaak van de wereld. Het was zo gepland, weet ik. Hij knoopt zijn das los, ademt diep in en uit, glimlacht. ‘Hop hop, een volgende stap,’ zegt hij.
Vier jongen vrouwen dansen tussen de bloementapijten.
Hij bespreekt het met zijn vrouw.
Ja, ik wil terug verhuizen, ik wil terug naar de oevers van de oude Schelde, daar woonden we goed,’ zegt zij.
Ze letten er op dat ze de tapijten niet aanraken. Iedere bloem moet intact blijven.
‘Dat kan,’ zegt hij. ‘Maar ik zal vaak in het buitenland zijn.’
Veel uren laten zijn ze volledig uitgeput. Ze vleien zich naast het grootste tapijt. Ze rusten en
‘Dat geeft niet, zolang ik de oude oevers maar vlakbij weet, zolang ik het riet en het water kan horen. Zolang ik de bomen aan de overkant,’ zegt ze.
vallen in slaap. Ze dromen. Over prinsen, groot en klein, over danspassen, over grote of kleine levens, ooit. Ze glimlachen in hun slaap, alle vier.
‘Ik mis die bomen,’ zegt ze. ‘Wat doe je?’ vraagt ze.
Ze dromen voort. Witte rozen, witte anjers, witte lelies, witte orchideeën, danspassen, prinsen,
‘Ik zou eens in de krant, ja, en overal. Naar wat was en wat is. Sommige wegen kronkelen, maken zelfs rechtsomkeer,’ zegt hij.
tot ze wakker worden. Ze staan recht, zien de bloementapijten, glimlachen naar elkaar,
‘Ja, zoals wij, nu. Terug naar de oevers van de oude Schelde, naar het kleine gemeenteplein vlakbij de rivier, naar de ruisende bomen,’ zegt zij.
dansen.