zegt het ene takje tegen het andere dat het het hoofd niet moet buigen.
zegt het dat weer en wind
en dat het verdriet.
zegt het andere takje tegen het ene dat het vandaag diep wil doorgaan,
met het hoofd tot op de grond,
gebukt, onder de last.
zegt het ene takje tegen het andere dat de lente op komst is
en het betere weer
en de zon en het licht.
het andere takje knippert met de ogen.
het is waar, zegt het,
maar het blijft zwaar,
het heft het hoofd, een beetje.
het ziet de aankomende lente.
het is waar, herhaalt het
maar het blijft zwaar, herhaalt het.