DE STUDENT
Hij legt de bladwijzer tussen pagina’s vijf- en zesenveertig van het boek.
Hij staat op, loopt zijn kamer en het gebouw uit en wil naar het plein, enkele straten verder. De zon zal straks dit plein overgieten, weet hij.
Hij heeft een tafel voor zich alleen en bestelt een koffie.
Links hebben ze het over de nakende examens en over de weekends thuis, bij hun ouders. Op zondag wordt er samen ontbeten, moeder bakt pannenkoeken of spek met eieren.
Studenten aan een andere tafel hebben het over een filosoof en over zijn stellingen over medelijden. Ze laten vreemde termen en moeilijke woorden vallen.
Boekentassen, rugzakken en dikke mappen slingeren tegen de tafelpoten en los op het houten terras.
De zon verwarmt de tafels, het licht benadrukt de achtergelaten kringen van de vorige glazen en koffiekoppen.