Ik word tachtig, maar ik weet het allemaal nog heel goed. Hij. Hem. Wij.
We waren elkaars grootste liefde. Ik voel hem nog altijd, hier, in mijn hals, zijn lippen. En zijn handen. Zacht en strelend. Minnend, verkennend, altijd opnieuw.
‘Jij blijft eeuwig nieuw, Ik vind altijd nieuwe poriën,’ zei hij. ‘Ze zijn van jou, ze zijn van mij,’ zei hij. En hij minde en verkende en streelde en vond en mocht en hij minde, beminde, opnieuw en opnieuw en opnieuw.